Koloniale rommel: Over spiegeltjes en kraaltjes

Datum 4 december 2021

De canon, het curriculum, de bibliotheek: literaire instrumenten en instellingen vertonen nog steeds sporen van het koloniale denken. In zes avonden aan de Universiteit van Gent bracht curator Warda El-Kaddouri het gesprek over dekolonisatie in de praktijk op gang. Hoe dekoloniseren we op institutioneel niveau? En hoe lezen we vandaag koloniale literatuur? Schrijfresident Robin Goudsmit bood een literair weerwoord op die laatste vraag. 'We hebben rommel nodig om zicht te krijgen op de warboel van de geschiedenis.' Lees hier haar volledige tekst en herbekijk de avond.

Koloniale rommel: Over spiegeltjes en kraaltjes

 

Wie wat bewaart, die heeft wat. Het is mijn oma’s credo. Haar huis heeft twee zolders, op alletwee staan dozen, dozen, dozen. Daarin zit van alles: kleren van de kinderen van vroeger, stukjes stof, schoolspullen, speelgoed, haar trouwjurk. Twee hutkoffers waarmee ze met haar ouders uit Indië naar Nederland kwam.

 

Iedere verwant van mijn oma doet in zijn of haar leven tenminste één poging om de zolder op te ruimen. Kijk wat een zee van ruimte je zou hebben als we het hier een beetje zouden opruimen! zeggen de ooms en tantes tegen haar. Het is toch fijn als het hier wat netter is? verzuchten de neefjes en nichtjes. Het mag nooit baten. Alle pogingen stranden op een humuslaag van spullen.

 

Ook ik probeer het één keer, op een stralende zomerdag. Op de zolder is het bloedheet en stoffig. Maar het is niet de hitte die mijn ontluikende opruimwoede sust. Ik loop vast op de verhalen die met elk stofje, ieder object uit de doos komen. Er is een schoolagenda van mijn moeder uit de jaren tachtig, er staat een met hartjes en pijlen omcirkeld klassenfeest in. En er komen zeldzame dingen uit de dozen tevoorschijn. De menukaart van de boot die haar eind jaren veertig naar Nederland bracht bijvoorbeeld. Het stukje papier doet mijn oma vertellen over de reis, over hoe de sterrenhemel boven Karachi, Pakistan, de mooiste was die ze ooit had gezien. Hoe ze zag dat een aan boord gestorven persoon een zeemansgraf kreeg. Ze doet het voor, telt één-twee-drie in godsnaam en maakt een beweging alsof ze iets over boord slingert.

'Het koloniale systeem dat mijn oma - en mij- voortbracht, was een systeem dat op een minder troostende, minder noodzakelijke manier draaide om dingen.'

Na alle verhalen ben ik murw geslagen. Met de stofzuiger en een onaangeroerde meegebrachte rol vuilniszakken gaan we weer naar beneden, mijn oma opgetogen dat de rommelzolder ook aan deze opruimer ontsnapt is. Maar er is ook iets veranderd. De verhalen zijn een transformatieve toverspreuk; ze maken het onmogelijk om de inhoud van doos op doos op doos nog als rommel te zien. De moeheid die ik voel, is niet het gevoel van verslagenheid dat je voelt als een klusje net niet lukt. Het is meer de verzadiging die optreedt na een goed museumbezoek.

 

De rommel die zich op mijn oma’s zolder ophoopt, is gemakkelijk uit te leggen als een gevolg van haar oorlogsverleden. Een jappenkamp waarin je niets hebt, niets te eten en niets materieels om je aan vast te houden, daar komen dit soort dingen van. De dozen met spullen zijn een belofte, een eed: nooit meer zal ik een tekort aan iets hebben.

 

Het koloniale systeem dat mijn oma - en mij- voortbracht, was een systeem dat op een minder troostende, minder noodzakelijke manier draaide om dingen. Westerse mogendheden gingen opzoek naar de voorraadkamers van ‘De Oost’. Die voorraadkamers moesten de grondstoffen leveren voor de dingen die men in Europa het verzamelen waard vond. Die grondstoffen werden soms met geweld genomen, of soms ‘geruild’ tegen andere goederen.

 

Toen ik een jaar of twintig was, complimenteerde een vriendje me met mijn glinsterende oorbellen. Spiegeltjes en kraaltjes, zei hij met een lachje. Daar zijn jullie dol op he.

 

Een geschiedenis die draaide om troep heeft ook in het heden voor troep gezorgd. De geschiedenis rommelt op de zolder van mijn oma, maar het rommelt ook op de straten, in de kranten, in bibliotheken en in de musea. En nu onze ogen langzaam voor die rommel geopend worden, vragen we ons af: Wat moeten we wegdoen, wat moeten we houden, wat is een aandenken aan gelukkiger tijden, en wat zijn de bezittingen waar we ons voor schamen dat we ze nog hebben? Kijk wat een zee van ruimte je zou hebben als we het hier een beetje zouden opruimen, zeggen we tegen elkaar. Het is toch fijn als het hier wat netter is.

'Rommel, op zolders en in de wereld daarbuiten, is complex, ingewikkeld. De werkelijkheid is weerbarstig en kan niet worden gevat in nette systemen.'

Maar: wie wat bewaart, die heeft wat. In iets bewaren is ook genade. Het is genade om te weigeren iets als onnuttig, als niet-waardevol te bestempelen. Mijn oma heeft veel genade. Misschien een beetje teveel. Er komt bovendien een dag dat ze er niet meer is om iedere jurk, ieder schoolboek van vroeger, elk bewaard dingetje voor je-weet-maar-nooit te redden met een verhaal. Hebben wij, als haar nazaten ook genade voor de dozen, dozen en dozen met spullen op haar zolder? Hoeveel genade is genoeg?

 

En hoeveel genade moet ik kunnen opbrengen in de wereld daarbuiten? Er zijn echt dagen dat ik het liever niet wil beginnen aan de zoveelste discussie over wat we met het koloniale verleden aanmoeten. Dan vind ik écht dat we er genoeg over hebben gepraat, dat alle troep op de straatnaambordjes, in de musea, in de bibliotheek een zeemansgraf mag krijgen. Maar dan denk ik weer aan de sterrenhemel boven Karachi. Niet alle rommel is troep, denk ik dan. In gedachten hou ik de vergeelde menukaart vast.

 

Rommel, op zolders en in de wereld daarbuiten, is complex, ingewikkeld. De werkelijkheid is weerbarstig en kan niet worden gevat in nette systemen. We hebben rommel nodig om zicht te krijgen op de warboel van de geschiedenis. Iets om vast te houden, vragen bij te stellen, van alle kanten te bekijken. Blijf maar bij de rommel, tussen de dozen. Zie hoe het zonlicht door de stofdeeltjes wordt gefilterd. Hou iedere gevonden ‘schat’ kritisch tegen het licht. En ga dan naar buiten, de frisse lucht in.

Deze versie is een herwerking van de tekst die tot stand kwam tijdens de schrijfresidentie in Parijs.

© Sanne De Wilde

Robin Goudsmit (1992) is journalist bij Trouw. Eerder werkte ze onder andere voor weekblad De Groene Amsterdammer. Ze is vooral geïnteresseerd in hoe herinneringen aan vroeger het heden vormgeven, zowel op het niveau van het individu als dat van de maatschappij. Robin studeerde Cultural Analysis aan de Universiteit van Amsterdam en filosofie aan de RijksuniversiRobin Goudsmit (1992) is journalist bij Trouw. Eerder werkte ze onder andere voor weekblad De Groene Amsterdammer. Ze is vooral geïnteresseerd in hoe herinneringen aan vroeger het heden vormgeven, zowel op het niveau van het individu als dat van de maatschappij. Robin studeerde Cultural Analysis aan de Universiteit van Amsterdam en filosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 2021 nam zij deel aan de schrijfresidentie van deBuren.

Alles bekijken

Meer over de reeks 'Literatuur en Dekolonisatie' 

 

In de reeks ‘Literatuur en Dekolonisatie’ gingen schrijvers, filosofen, journalisten, bibliothecarissen en archivarissen uit Vlaanderen en Nederland in gesprek over de institutionele dimensie van dekoloniseren. Zij denken en na over hoe literatuur hierin een andere rol kan spelen door bepaalde vragen en perspectieven aan bod te laten komen. Deze reeks werd voor de Universiteit Gent gecureerd door Warda El-Kaddouri. DeBuren liet de literatuur aan het woord door voor ieder programma een literaire stem aan te brengen.