Niet trunten

Datum 16 juni 2009

"Wrikkelgat, truntekousse, tjsolen, swoateloare, stoffoasje, buuketetje, wietewoai, gejeund, gow, bachten." U fronst op dit eigenste moment de wenkbrauwen want deze woorden klinken u tegelijkertijd als Chinees en Latijn in de oren?

Wrikkelgat, truntekousse, tjsolen, swoateloare, stoffoasje, buuketetje, wietewoai, gejeund, gow, bachten. U fronst op dit eigenste moment de wenkbrauwen want deze woorden klinken u tegelijkertijd als Chinees en Latijn in de oren? Hoewel ik u volstrekt niet ken, weet ik in dat geval meteen iets over u te vertellen: u bent geen West-Vlaming. Bovenstaande woorden zijn immers vier jaar geleden door de luisteraars van Radio 2 uitgekozen tot de allermooiste van het West-Vlaamse dialect, en door elke ervaren spreker daarvan gekend én bemind.Begin deze week werd bekendgemaakt dat het West-Vlaams, net als het Limburgs, in ons land met uitsterven bedreigd is. Dat staat althans te lezen in de Atlas van Bedreigde Talen van de UNESCO. Van de 6000 talen die momenteel in de wereld gesproken worden, zijn er ongeveer 2500 bedreigd. Moet ik als trotse spreker van het West-Vlaams nu panikeren of relativeren? Het laatste, aldus dialectoloog Johan Taeldeman, tevens mijn fantastische voormalige professor Nederlandse taalkunde aan de UGent: dialect is pas bedreigd als het niet meer wordt doorgegeven, zei hij in het journaal, en dat is volgens hem in West-Vlaanderen zeker nog het geval.Heeft hij gelijk en wacht het West-Vlaams een lang en rooskleurig leven? Moeilijk te beoordelen, want zelfs voor een professor blijft de toekomst voorspellen nattevingerwerk. Zelf spreek ik nog elke dag West-Vlaams en in mijn thuisomgeving en geboortestad hoor ik bijna niets anders. Tegelijk valt het me op dat de schoolgaande jeugd in deze contreien een ander soort dialect spreekt dan 'mijn' generatie, amper een tiental jaar ouder. Ze trekken niet langer een baai aan als het koud is maar een trui; ze rijden niet meer met de vélo maar met de fiets en ze eten niet langer uit een talloor maar uit een bord. Dat de woordenschat verandert, zo hoor ik professor Taeldeman orakelen, doet er helemaal niet toe; zolang de onderliggende structuur van een dialect intact blijft, is er van bedreiging geen sprake.Maar toch: laten we even veronderstellen dat er binnen vijftig jaar in de West-Vlaamse en Limburgse straten geen dialect meer te horen is. Jammer zou ik dat vinden, omdat daarmee een stuk geschiedenis en schoonheid van onze taal verloren gaat. Dialecten zijn de suiker van een taal. Ik hou van het Nederlands en dus ook van de Algemeen Beschaafde versie daarvan, maar écht thuis voel ik me in mijn dialect. Het is de taal waarin ik opgegroeid ben en de taal die me het snelst de woorden verschaft waarnaar ik zoek. Aan de universiteit heb ik geleerd om mooi en beschaafd Nederlands te praten, maar dat voelt nog steeds een beetje alsof je die zondagse kleren draagt waarin je je toch niet zo lekker voelt als in de loszittende baai en broek die je thuis draagt.Samen met de achteruitgang van het dialect rukt in Vlaanderen in sneltempo de tussentaal op. Dat is de informele spreektaal die geen dialect maar ook geen Algemeen Nederlands is. Een soort opgeschoond dialect, zeg maar, dat niet zo plat klinkt als de streektaal maar ook niet zo deftig als de standaardtaal. Het is dat taaltje dat Geert van Istendael het verkavelingsvlaams heeft gedoopt en ook wel het Schoon Vlaams of soapvlaams wordt genoemd. Kijk naar Thuis en u weet wat ik bedoel: wilde gij nog een pintje, Cois;  zijde gij niet te moe, Frank;  ebde gij dat echt gezegd, Mo; geef mij ne keer dat boekske, Nancy.Niet alleen in soaps maar ook in praatprogramma's rukt de tussentaal op. Bij de openbare omroep is de huisregel dat "de standaardtaal wordt gebruikt in al die programma's waarin het publiek ze verwacht." Dat staat te lezen in het Stijlboek VRT, geschreven door taaladviseur Ruud Hendrickx. Onder die programma's rekent hij ook consumentenmagazines, human interest, amusement en alle programma's waarin de omroep de kijkers of luisteraars aanspreekt. Laten we wel wezen: de VRT 'zondigt' elk dag tegen zijn eigen regel. Ook in het Taalcharter van de VRT wordt tussentaal als presentatietaal afgewezen. "Er is geen algemene consensus onder de Nederlandstaligen in Vlaanderen over de status, laat staan de inhoud van die tussentaal," aldus het Charter. "Wij gaan ervan uit dat met de verdere verspreiding van het standaardtaalgebruik in Vlaanderen, de tussentaal in haar huidige vorm meer en meer zal verdwijnen."Daar zou ik nog niet zo zeker van zijn. Of dialecten écht met uitsterven bedreigd zijn, zoals de UNESCO voorspelt, dat is koffiedik kijken. Maar dat de tussentaal zou worden teruggedrongen door de standaardtaal is helemaal onwaarschijnlijk. Laten we niet vergeten dat 'de Vlaming' zich in de standaardtaal nooit heeft thuis gevoeld, en dat heeft een oorzaak in de geschiedenis: het Algemeen Beschaafd Nederlands is op het eind van de vorige eeuw 'geïmporteerd' vanuit Nederland. Het Frans was tot een stuk in de negentiende eeuw de taal waarmee men zijn gecultiveerdheid en positie op de maatschappelijke ladder kon uitdrukken. In 1830 scheurt België af van Nederland en wordt het weer een Franstalige staat. Op dat moment wordt ook de taalstrijd geboren: het gevecht van de Vlamingen om hun eigen taal te mogen spreken. Wanneer zich eind 19de eeuw uiteindelijk kansen voordoen voor het 'invoeren' van een eigen standaardtaal, komt er een heftige ideologische discussie op gang met als inzet: welke taal voor Vlaanderen? Er tekenen zich twee kampen af: de particularisten tegenover de integrationisten of Groot-Nederlanders. De particularisten pleiten voor een eigen Vlaamse eenheidstaal, gebaseerd op de Vlaamse dialecten die hier altijd al werden gesproken. De integrationisten richten de blik op het Noorden: daar bestaat al eeuwen een algemene Nederlandse taal, en Vlaanderen moet die overnemen. De integrationisten haalden uiteindelijk hun slag thuis, en Vlaanderen kreeg een buitenlandse taalnorm opgelegd.

Importnederlands, dus, en dat is de reden waarom de 'gemiddelde' Vlaming zich de gesproken standaardtaal nooit echt eigen heeft gemaakt. Vergelijk het met de importdemocratie in een land als Irak: wanneer een buitenlandse mogendheid ergens een democratie gaat neerplanten die niet in eigen grond is ontstaan en gegroeid, kan ze maar moeilijk wortel schieten en bloeien.

Hetzelfde geldt voor het gesproken Algemeen Nederlands in Vlaanderen, dat de brede lagen van de bevolking nog steeds als een elitetaal aanvoelen Liever geven ze de tussentaal door aan hun kinderen: het is geen dialect, maar je moet ook je best niet doen om het te spreken.

Veel dialectologen en hooggeleerde professoren doen erg treurig over de opmars van de tussentaal en noemen ze slordig of zelfs lelijk. Het is hun recht om dat te vinden, maar trunten (zeuren) over de tussentaal moeten we niet doen. Misschien is het grote succes ervan wel te verklaren als de geschiedenis die haar gelijk komt opeisen: Vlaanderen aanvaardt geen importtaal en doet liever zijn eigen goesting. Dat mag en dat kan, want de taal is van de mensen die ze gebruiken, en zij bepalen welke richting ze uitgaat. Níet de professoren in hun universiteiten; níet de taalcharters en níet de antidialect- of pro-standaardtaalcomités.Wat ik wél jammer vind aan de opmars van de tussentaal, is dat we daarmee verder wegdrijven van Nederland, waar de taal óók aan grote veranderingen onderhevig is. Het leidt tot het vreselijke fenomeen dat we elkaars programma's alsmaar vaker ondertitelen, terwijl we toch nog steeds dezelfde taal spreken: het Nederlands. De evolutie van een taal kunnen we niet sturen, maar wat we wél kunnen doen, is die ondertitels schrappen en gewoon een beetje beter naar elkaar leren luisteren. Lastig is dat écht niet, en er valt veel schoonheid mee te ontdekken. Of zoals de West-Vlaams bard Guido Gezelle een eeuw geleden dichtte: als de ziele luistert, spreekt het al een taal dat leeft.