dB: U schrijft columns over lust en liefde voor De Morgen en de Volkskrant, en dat is het thema van uw nieuwste boek. Waar komt die fascinatie voor dat complexe onderwerp vandaan?
Koole: Het was de chef van de Volkskrant die me vroeg of ik niet over de liefde wilde schrijven, ook al had ik dat dan nog nooit gedaan. Over liefde schrijven is niet eenvoudig, want het wordt al heel snel een cliché.
Daarom zijn we begonnen om koppels te interviewen over elkaar en dat bleek goed te werken. In een huwelijk kan je namelijk twee totaal andere ideeën hebben over datzelfde huwelijk. Toen pas is mijn fascinatie echt ontstaan. Liefde is één grote struggle, maar tegelijkertijd is liefde ook het mooiste dat er is. Mensen die zich ontzettend pijn doen, blijven steeds weer proberen. Die drive is misschien wel het allermooiste.
dB: Hoe komt het dat schrijven over het intieme vaak in clichés verzandt?
Koole: Als je mensen over het onderwerp interviewt, zijn ze geneigd om allemaal dezelfde woorden te gebruiken. Op de vraag ‘Wat vind je nou leuk aan die man?’ antwoorden negen op de tien mensen ‘Ik heb het gevoel dat ik thuiskwam’. Ik snap dat gevoel wel, maar je wilt niet telkens weer opnieuw hetzelfde opschrijven. Het is moeilijk om mensen te bewegen tot authentieke gedachten. Dat komt wél als je doorvraagt, dan merk je dat al die mensen er net iets anders mee bedoelen.
dB: U interviewt mensen over de liefde, maar vertellen ze u dan ook over hun erotische fantasieën?
Koole: Nee en dat wil ik ook niet. Als ze me hun fantasieën vertellen, wordt het vaak te vaag. Met een fantasie kan je alle kanten opgaan. Als de lezer op een zaterdagochtend de krant openslaat, dan zou hij moeten kunnen voelen en begrijpen wat die persoon echt heeft meegemaakt.