Make Vlaenderen great again? Leer Frans! | essay van Basil Claeys

Datum 6 januari 2020

Of de tael daadwerkelijk gansch het volk is, vraagt Basil Claeys zich in dit essay af, en wat dat dan precies betekent. Hij haalde er de finale van de wedstrijd 'Hooray for the essay!' mee. 'Deze leuze is ook nog steeds relevant voor denkers en beleidsmakers die inclusief willen omgaan met de hedendaagse hyperdiversiteit.'

Make Vlaenderen great again? Leer Frans!

 

De tael is gansch het volk? Cursief getypt en archaïsch gespeld lijkt deze leuze een restant van het verleden, enkel bruikbaar indien historisch ingebed en voorzien van de juiste voetnoten. De slogan ligt op de grens tussen vrijheidsstrijd en nationalisme. De kritische 21ste-eeuwse lezer is door die dubbelzinnigheid op zijn hoede. Wie spreekt over ‘het volk’, impliceert dat er één, homogeen volk bestaat. Dan bestaat er ook een ‘ander’. Dit doet denken aan nationalistische kreten als ‘eigen volk eerst’ en ‘America first’. Dat is jammer, want vooral essayisten, politici en burgers die pleiten voor een inclusieve maatschappij zouden deze leuze moeten kunnen hanteren.

 

Een culturele subgroep in de samenleving definiëren is een heikele opdracht. Een ‘groep’ of een ‘gemeenschap’ is een netwerk van individuen, die met elkaar nadenken en communiceren. Net daarom is de tael de beste manier om een groep mensen te definiëren. Muziek, poëzie, kunst, film en andere culturele uitingen lopen bijna altijd langs de lijnen van de taal. Het befaamde publieke debat, waarbinnen ideeën en gedachten uitgewisseld worden, gebeurt niet binnen de grenzen van naties, maar tussen sprekers van eenzelfde taal. Het is het dialect, het sociolect, het jargon of de taal die een groep mensen afgrenst van anderen. Een cultuurgebied is een taalgebied dat wordt afgebakend door andere taalgebieden. 

 

Volgens de Adult Education Survey van de Belgische overheid sprak in 2013 42% van de Belgen tussen 24 en 64 jaar oud enkel de eigen moedertaal. Volgens een Europese studie, de Special Barometer 386 uit 2012, zegt slechts 50% van de Belgen een gesprek te kunnen voeren in twee talen en 27% in drie talen. Dat is een daling van respectievelijk 16% en 27% tegenover een gelijkaardige barometer uit 2005. Het is belabberd gesteld met de vermeende Belgische meertaligheid. En het zijn niet enkel de Franstaligen die hier slabakken. Kranten berichten al jaren dat het Frans van Vlaamse scholieren steeds slechter wordt, en dat leerkracht Frans een knelpuntberoep wordt. ‘Frans zit niet in hun leefwereld’, schreef De Morgen op 8 juni 2018, hoewel ‘Frans op de arbeidsmarkt nog altijd heel belangrijk is’. De toon van de berichtgeving rond de problematische talenkennis zegt veel over het inhoudelijke probleem zelf. Een ASO-student in Vlaanderen moet zich acht jaar lang door Franse oefenboeken werken, vooral om later een goede job te kunnen vinden. Maar 10-jarigen denken niet aan ‘de arbeidsmarkt’ wanneer ze Frans beginnen te leren. Ze twijfelen aan het nut van die eindeloze lijst passé-composés en ingewikkelde vervoegingen. De meeste Vlaamse kinderen die niet in de buurt van Brussel of de taalgrens wonen komen in hun ‘leefwereld’ weinig in contact met het Frans. Professor Alex Housen, expert meertaligheid aan de Vrije Universiteit Brussel, vatte het op 25 mei 2019 als volgt  samen in de brusselse radiozender Bruzz: 'Binnen onze maatschappij ligt de klemtoon vooral op gecijferdheid en minder op geletterdheid.' 

 

 

'Als Vlamingen en Walen enkel nog in het Engels met elkaar spreken, zijn er geen Belgen meer'

 

Sire il n'y a pas de bilingues. Een dalende kennis van het Frans werkt afnemend contact met het andere cultuurgebied in de hand, wat verdere afname van de taalkennis stimuleert. Vlaamse kinderen hebben minder toegang tot muziek, boeken, theaterstukken, opiniestukken of lezingen van over de taalgrens. Het Frans verdwijnt door de belabberde taalkennis uit de ‘leefwereld’ van de Vlamingen, en wordt zelfs een vak waar kinderen een behoorlijke hekel aan hebben, in tegenstelling tot Engels. 

 

Natuurlijk kan je overal met Engels terecht. Philippe van Parijs pleit in Belgium, een utopie voor het Engels als Belgische lingua franca. Een dergelijke ‘neutrale’ taal zou de verschillende taalgemeenschappen van België dichter bij elkaar brengen. De kwaliteit van een overkoepelende en verbindende lingua franca stond al in de Bijbel geschreven. In het oude Babylon kon iedereen elkaar begrijpen, bijgevolg heerste er eendracht. Maar vervolgens werden de Babyloniërs overmoedig. God zag hun hoge toren, daalde neer op de aarde en zaaide diversiteit. Sindsdien begrijpen we elkaar niet meer. Die spraakverwarring heerste in 1859 ook nog in Białystok, toen daar Ludwik Lejzer Zamenhof geboren werd. Hij zou later het Esperanto ontwikkelen, een hulptaal die verschillende culturen moest verbinden. Zamenhofs concrete doel met het Esperanto was het opheffen van de linguïstische en culturele verdeeldheid in Białystok, waar destijds Duits, Pools, Jiddisch, Wit-Russisch en Russisch gesproken werd. Het verlangen naar een verbindende taal die verschillen tussen taalgemeenschappen kan overstijgen is oeroud. Maar dat verlangen is ijdel. Gemeenschappen kunnen hun verschillen niet overstijgen door hun verschillen uit de weg te gaan. Een lingua franca zorgt ervoor dat mensen kort en doelgericht met elkaar kunnen communiceren, maar het bezorgt hen nog steeds geen toegang tot elkaars achtergrond. Een lingua franca is handig, maar als we het over diversiteit en samenleven hebben, is het niet voldoende. Als Vlamingen en Walen enkel nog in het Engels met elkaar spreken, zijn er geen Belgen meer.

 

De tael is gansch het volk! Prudens van Duyse spreekt klare taal wanneer hij deze slagzin in 1836 verheft tot de leuze van de nieuw opgerichte Maetschappy van Vlaemsche Letteroefening. In zijn vroege leven was deze staatsman, schrijver, vertaler, fervent verdediger van Vlaamse taalrechten en een orangist. Na de splitsing van de Nederlanden vluchtte hij naar Den Haag, waar hij een tijdje werkte bij de pro-Nederlandse krant Journal de la Haye. Later omarmde hij het Belgisch-patriottisme. Zijn liefde voor het Nederlands verloor hij nooit. Met de tael is gansch het Volk gaf hij een eerste impuls aan de Vlaamse Beweging, die de komende honderd jaar vooral het ‘cultuurflamingantisme’ zou uitdragen. De taalstrijd was van in het begin een strijd voor een hogere culturele status van het Nederlands in België. Het zou nog lang duren voor het Nederlands binnen de Belgische landsgrenzen een gelijke positie kreeg als het Frans. In elitaire kringen was dat zelfs in de noordelijke Nederlanden niet evident. Van Duyse schreef in Journal de la Haye nota bene in het Frans! 

 

 

'De tael is gansch het volk lijkt vandaag voor een exclusief nationalisme te staan. Toch is de leuze ook nog steeds relevant voor denkers en beleidsmakers die inclusief willen omgaan met de hedendaagse hyperdiversiteit'

 

Anno 2019 hebben de Vlamingen hun taalrechten verworven. Maar de Vlaamse Beweging is blijven bewegen, vooral naar de rechterzijde. Conservatieve aanhangers van die beweging verzetten zich tegen meertaligheid in schoolklassen. Over heel Europa eisen extreemrechtse partijen hogere taalbarrières voor vluchtelingen. In de VS weigert president Trump campagne-affiches te vertalen in het Spaans. De tael is gansch het volk lijkt vandaag voor een exclusief nationalisme te staan. Toch is de leuze ook nog steeds relevant voor denkers en beleidsmakers die inclusief willen omgaan met de hedendaagse hyperdiversiteit, zowel regionaal als internationaal.

 

In de Lage Landen is de regionaal-gevestigde taal naast een heleboel andere talen komen te staan, van Turks over Berbers tot Chinees. De Antwerpse bevolking bestaat sinds 2019 voor meer dan de helft uit mensen ‘met een migratieachtergrond'. Amsterdam staat steevast in top-10-lijsten van de meest multiculturele steden ter wereld. Ook zonder cijfers is die ‘hyperdiversiteit’ steeds duidelijker voelbaar. De tael is gansch het volk, dus een multiculturele maatschappij heeft veel talen nodig. Toch wordt er op school weinig ingezet op talen. Het zijn net de partijen die concepten als ‘cultuur’ en ‘volk’ serieus nemen, die vaak angst hebben voor andere talen. Vlaams-nationalistisch NVA-minister Zuhal Demir citeerde in 2017 de Babylonische bijbelpassage op Twitter, als antwoord op het Gentse schoolbeleid dat meertaligheid wil bevorderen: ‘De mensen die dezelfde taal spraken gingen samen hun eigen plek zoeken op de aarde.’ Iedereen moet Nederlands spreken, en daarmee basta. De hyperdiverse realiteit is dat het Nederlands als lingua franca niet genoeg is, net zoals het Engels niet volstaat. Wie de verschillende culturen en gemeenschappen serieus neemt, heeft interesse in hun taal. Tegenover de tweet van Demir staat het officiële standpunt van de Taalunie, de échte ‘beschermer’ van het Nederlandse taalgebied: ‘Meertaligheid is een verrijking voor mens en maatschappij en vormt voor het Nederlands zelf geen bedreiging.’ Wie een nieuwe taal leert, en zo toegang krijgt tot een groep mensen en hun cultuur, wordt gedwongen over zijn eigen taal en cultuur te reflecteren en die beter te leren kennen. Het leren van een nieuwe taal stompt de kennis van de moedertaal en de eigen cultuur niet af, maar scherpt die aan. De Vlaamse taal, die dus gansch het volk is, zal door meertaligheid alleen maar rijker worden. 

 

Op Europees vlak pleiten identitaire opiniemakers en politiekers vaak wél voor diversiteit. Een succesvol en rijk vlaanderen moet volgens hen ingebed zijn in een Europa der Volkeren. De uiterst rechtse politieke partijen van Europa hebben daarom in 2019 de fractie ‘identiteit en democratie’ opgericht, om de Europese culturen te vrijwaren. Dat lijkt in de lijn te liggen van het officiële Europese motto: in varietate concordia, ‘verenigd in verscheidenheid’. We moeten, met andere woorden, dichter naar elkaar toegroeien, ‘integreren’ als het ware, zonder onze verscheidenheid te verliezen. Ook hier is een pleidooi voor meertaligheid dus op z’n plaats. Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn de lidstaten van de Europese Unie steeds dichter naar elkaar toe gegroeid, op economisch en politiek vlak, aangestuurd door een vredesdroom en steeds globaler wordende uitdagingen. De culturele integratie laat op zich wachten. De centraliserende en homogeniserende tendensen van de Europese economische en politieke samenwerking rijmen niet met het Europese verscheidenheidsmotto. De vrije markt is cultureel nog niet doorgedrongen. In de plaats heerst er protectionisme. Een écht verenigd Europa heeft nood aan een versterkt netwerk van culturen. Wie het Europese project ernstig neemt, pleit voor een Europees bestaan als polyglot, voor europese burgers die elkaars theaterstukken bekijken, elkaars kranten lezen, elkaars muziek beluisteren en met elkaar praten. Hoe meer talen Europeanen spreken, des te sterker worden de individuele culturen. Een kleinkunst-muzikant die niet opgesloten is in Vlaanderen en Nederland, maar ook in Praag of Parijs fans vindt, dat is goed voor het Vlaams-nationalisme én voor de hyperdiversiteit. Ook met die arbeidsmarkt komt het zo wel goed.

 

De tael is daadwerkelijk gansch het volk, lijkt het. De taal bakent een gemeenschap af, en bij uitbreiding het denken. De Vlaamse of Nederlandse ‘naties’ kunnen in se teruggevoerd worden tot taal- of dialectgebieden, binnen een ‘Europa der Volkeren’ dat eigenlijk een lappendeken van talen is. Sprekers van verschillende talen leven naast en tussen elkaar, dát is de hyperdiversiteit. De babylonische spraakverwarring is een feit.