Oude wijn

Datum 16 juni 2009

Het is herfst en de bladeren vallen, maar in de poëzie van Gerrit Kouwenaar gebeurt nog meer: daar valt ook de stilte. Van de grootste nog levende dichter uit de Nederlandse letteren is ter gelegenheid van zijn 85ste verjaardag onlangs een nieuwe bloemlezing verschenen: onder de titel Vallende stilte stelde Kouwenaar een keuze uit eigen werk samen.

Het is herfst en de bladeren vallen, maar in de poëzie van Gerrit Kouwenaar gebeurt nog meer: daar valt ook de stilte. Van de grootste nog levende dichter uit de Nederlandse letteren is ter gelegenheid van zijn 85ste verjaardag onlangs een nieuwe bloemlezing verschenen: onder de titel Vallende stilte stelde Kouwenaar een keuze uit eigen werk samen.

Vallende stilte. Typerender voor het werk van Kouwenaar kan een titel niet zijn. De vallende stilte, is dat de stilte die 's avonds samen met de duisternis op kousenvoeten haar intrede doet? Of is het misschien een weldadige stilte die voor diepe rust zorgde maar plots uit elkaar valt, zoals een glas dat op de grond uiteen spat? En is die stilte dan niet eerder geluid in plaats van de afwezigheid daarvan?

Twee woorden slechts, maar veel betekenissen: het vat meteen de kracht van de poëzie van Kouwenaar samen. Het is poëzie die haar betekenis niet opdringt. Ze dwingt de lezer niet in het hoekje van de eenduidige interpretatie. Ze geeft de lezer de vrijheid van de twijfel. Ze geeft hem de kans om te lezen en te herlezen, om de ruimte tussen de woorden op verschillende manieren in te kleuren, om zijn eigen gedachten aan de verzen vast te haken.

Net daarom, omdat in de poëzie van Gerrit Kouwenaar niet alles op het eerste gezicht duidelijk is, worden zijn gedichten vaak moeilijk genoemd. Kouwenaar is een van de belangrijkste Vijftigers en een theoreticus van de experimentele poëzie, zo klinkt het meestal, maar daar wordt dan in één adem aan toegevoegd dat hij ook een moeilijk dichter is. Hij had daar zelf een duidelijke mening over: "Kijk, wie poëzie te moeilijk vindt, kan beter de tuin inlopen en zich in zo'n gemakkelijk bloemetje verdiepen. En als ook dat nog te moeilijk is, in de flora staat alles op een rijtje."

Sommige poëzie is als oude wijn, zei iemand me ooit: je moet er leren van genieten. Je moet een inspanning leveren. Dat is net één van die dingen die de poëzie van Kouwenaar de moeite waard maakt: in een tijd waarin zelfs het journaal cultuur alleen dan serveert wanneer het hapklaar en licht verteerbaar is, is het heerlijk om poëzie te kunnen lezen die je met zachte hand dwingt om na te denken, die je niet onderschat, die je uitdaagt om achter het gordijn te kijken - het 'lees maar, er staat niet wat er staat' van Martinus Nijhoff indachtig.

In Vallende stilte komt het grootste deel van de gedichten uit de laatste twintig jaar van het zestigjarige dichterschap van Kouwenaar. Moeilijk kan je die poëzie niet noemen, want terwijl Kouwenaar in zijn jongere jaren eerder een koel en zakelijk dichter was, heeft hij zich in zijn laatste bundels van zijn gevoelige kant laten zien. Dat was vooral de afgelopen jaren het geval: Totaal witte kamer (2002), geschreven na de dood van zijn vrouw Paula, bevat de meest ontroerende gedichten van de recente Nederlandstalige poëzie.

Dat je door het huis looptin mijn donker prevelt, je stilte inspreektin mij aflegt, opeet, needat kan niet waar zijn, niet gezegdniet gehoord niet geschreven

Dat je nog steeds zo aanwezig bent, dat ik je nog steeds hoor fluisteren - het kan niet waar zijn. Zo dood ben je, maar nog zo aanwezig dat je stiltes geluid zijn geworden, dat ik nog steeds jouw stem hoor, je blijf horen, in de donkere, vallende stilte.

Ann De Craemer is medewerker programmering van deBuren. Voor deze website schrijft ze wekelijks een column.