2018. Nu we de slagvaardigheid van die ‘moderniteit’ intussen radicaal hebben doorgedacht en onderweg bij de twijfel van een postmoderniteit zijn uitgekomen, zitten we inmiddels weer met de handen in het haar bij termen als ‘vooruitgangsgeloof’, ‘maakbaarheid’ en ‘engagement’. Wat is hier op zijn plaats: bewonderen, dromen, geloven?
Het is dezelfde dubbelheid die ook de vijf auteurs, uitgenodigd door het Vlaams-Nederlands Huis deBuren en BOZAR LITERATURE, onder woorden brengen in hun ‘Proza voor Fernand Léger’. Geneviève Damas, Hazim Kamaledin, Marc Reugebrink, Niña Weijers en Isabelle Wéry vroegen zich af wat er aan de andere kant van deze tandwielen zou kunnen zitten. Waar worden de abstracties tastbaar, menselijk? Hoe donker is de schaduwkant van glanzende mechaniek?
In De benzinepomp van Geneviève Damas wordt het gelijknamige doek het decor van een ontmoeting tussen twee mensen die elkaar herkennen uit eerdere, sinistere omstandigheden. Terwijl het ene individu de ander vanop een afstandje wantrouwig beloert, krijgt de mens weer spreekrecht in een schilderij dat op het eerste zicht van alle menselijke aanwezigheid verstoken blijft. Hazim Kamaledin laat dan weer de gefragmenteerde lichamen uit Légers Hommage aan Louis David (1948-1949) getuigen over hoe ze zich in toenemende mate voelen desintegreren en een weg zoeken met zichzelf. Bedenk hoe enkele zalen eerder de flitsende montage van Légers Ballet mécanique (1924) nog voor je ogen trok: handen, voeten, mechanieken die elkaar snijden en om elkaar heen wentelen. De man met de pijp die Niña Weijers tot leven wekt, kondigt vol trots de toekomst aan. Maar in de marge van de tekst lijkt de twijfel al rond te sluipen… De vijf verhalen denken voorbij de verleiding van kleurenspel, constructie en collage en dagen de bezoeker uit hetzelfde te doen. Onomwonden stellen ze zichzelf en de bezoeker de vraag wat we vandaag nog aanmoeten met een strakke esthetisering van het moderne bestaan. Waar ligt het tegengewicht?