Insomnia

Datum 6 september 2011

In het kader van de Jeff Wall tentoonstelling The Crooked Path vroegen BOZAR LITERATURE en deBuren aan zes hedendaagse schrijvers om een prozaminiatuur te schrijven bij een werk van de kunstenaar.

Zij interpreteren het zichtbare en onthullen het onzichtbare. De originele stemmen van de schrijvers zijn te beluisteren via de gratis audiogids, hun verhalen zijn daarnaast te lezen in de bezoekersgids en live te beluisteren tijdens een speciale literatuurnocturne op 6 september.

Deze week: Caroline Lamarche over 'Insomnia'

Niets gaat open en alles wordt weerspiegeld, niets wordt weerspiegeld en alles zou open kunnen gaan, zoals deze banale smalle deur, die net zo verontrustend is als een volle kast waaruit men weigert iets te pakken, ondanks de verticale kier boven het klinisch witte koffiezetapparaat. Waar is de warmte naartoe, het donker, de overgave, het bed, het vergeten, heeft men gegeten of niet, welke pogingen, welk heen-en-weergeloop, welke open deuren waarvan de drempel niet werd overschreden, of die slechts spaarzaam opengaan, of die horten en klemmen bij het opengaan, hij die niet slaapt, niet meer slaapt, misschien nooit meer, onder een neonlicht zo kil als dat van een operatieruimte?

 

Alsof men de slapeloosheid niet anders kon toepassen dan door haar te ensceneren, de bruine papieren zak bovenop de ijskast, de fles olie op het aanrecht, de groene en witte oppervlakken, de handdoek die op de rugleuning van de stoel werd achtergelaten, de andere stoel die naar een afwezig tafereel kijkt (wie is weggegaan? waar naartoe? hoe?).

 

Het zoutvat staat nog altijd op tafel en de tafel nog altijd in het midden van het vertrek waarvan geen enkele deur opengaat zonder te stoten tegen datgene wat zich als schuilplaats voordoet – de kale, glimmende tafel – of zonder te ontsnappen aan het licht, het licht, het licht. Vreselijk zweet, en de kilte van de grond voor het doorweekte overhemd, de schouder, de vuisten, de heup, de blote voeten.

 

Zweet en kilte, en dit vergrendelde lichaam dat halsstarrig in de positie van de slaper blijft liggen, de streep neonlicht op zijn slaap, een piepklein kussentje onder zijn hoofd, anders niets, een kussentje zoals ze in vliegtuigen worden uitgedeeld, zoals je er een meeneemt in de auto voor een erg lange reis. Zonder dat kussen, zonder deze vage, opgeblazen rechthoek, wittig op grijs, zou men in zijn vuisten bijten, zou men zijn tong inslikken of zou de mond gewoon in aanraking zijn met de grond en het vuil.

 

En het zou niets zijn als deze kilte, dit zweet, dit gevallen lichaam het gevolg zouden zijn van een gevecht met de engel of met iemand (weggegaan wanneer? waar naartoe? hoe?), als het eigenlijk de tol was van de doortocht van de ander in deze plaats, omdat er twee stoelen staan, dat er dus twee lichamen horen te zijn, die er zitten en daarna liggen in het bed, de warmte, het donker, de overgave, het vergeten, dat er iets anders moet zijn dan een zoutvat op tafel, iets anders dan de vaat door één iemand voor één iemand gedaan. Want alles zegt het – de gesloten deuren en de deuren op kieren, het groen, het wit en het enig mogelijke zwart, het zwart van buiten dat niets weerspiegelt dan het neonlicht van binnen – alles zegt het: met zijn harde, opgeblazen reiskussentje is hij alleen. Caroline Lamarche, geïnspireerd door Insomnia