The Crooked Path

Datum 30 augustus 2011

In het kader van de Jeff Wall tentoonstelling The Crooked Path vroegen BOZAR LITERATURE en deBuren aan zes hedendaagse schrijvers om een prozaminiatuur te schrijven bij een werk van de kunstenaar.

Zij interpreteren het zichtbare en onthullen het onzichtbare. De originele stemmen van de schrijvers zijn te beluisteren via de gratis audiogids, hun verhalen zijn daarnaast te lezen in de bezoekersgids en live te beluisteren tijdens een speciale literatuurnocturne op 6 september.

Deze week: In Koli Jean Bofane over 'The Crooked Path'

Het lijdt geen twijfel dat ik veld win en dat ik tot hiertoe nauwelijks tegenstand heb ontmoet. Ik moet hoe dan ook mijn vroegere overwicht terugwinnen. Ik wenste dat het niet zover had hoeven te komen, maar alweer heb ik genadeloos moeten toeslaan: een paar tektonische platen laten schuiven, het oog van de cycloon oproepen, de grote stortregens ontketenen opdat ik, eindelijk, de overwinning kan behalen – en het moet om een totale overwinning gaan. En daarvoor zal ik slechts één nacht nodig hebben gehad. Ik heb mijn oorlogspels aangetrokken, die me onzichtbaar maakt, een diepgroene kleur heeft. Op mijn rug draag ik een helder spoor – dat van de weg, die naar het licht leidt.

 

Toch heb ik geen enkele bezielde vrouw, geen enkele verstandige man gezien, die hem nam: “Het is een gladde weg, we worden nooit rijk! Mpe bomengo ekokima biso, het geluk dreigt ons te ontglippen!” hadden ze allemaal geroepen, in koor.

Toch was ik bereid hun alles te schenken: onderdak, een schuilplaats, zelfs het graf waarin hun armzalige lichaam zou worden opgesloten. Ik werd misprezen, ze hebben me uitgelachen. Ze hebben me beoordeeld naar het stof waarmee ik bedekt ben, naar de modder in mijn sporen. Het is waar dat ik meer heb getolereerd dan draaglijk was. Ik had het uranium, kobalt of coltan in mijn binnenste moeten bewaren. Vanwege deze grondstoffen is de mens gaan geloven dat hij sterker is dan ik, omdat hij in één zucht zijn vijand kon uitroeien en in één flits zijn boodschappen van liefde over de ether verspreiden. De tol van die hoogmoed heb ík moeten betalen. Om te overleven moest ik reageren, en snel, voor het te laat was; zo mogelijk in één nacht en een halve dag.

Ik had alles kunnen zijn voor hen. Ik heb de paden van de roem voor hen uitgetekend, weggetjes geplaveid met goede voornemens en zelfs rechtstreekse toewegen. In mijn flanken heb ik kristallen rivieren opengelegd, loverdaken ontvouwen als baldakijnen, en toppen opgericht om de wereld te aanschouwen, maar dat volstond niet, onophoudelijk zijn ze in mijn schoot blijven graven om er minerale rijkdommen uit te doen ontspringen.

Als ik bedekt ben met mijn groene vacht, doorgang naar de weg van de verlossing, kan niets me nog raken, het geschreeuw om mededogen nog het minst van al. De weeklachten bereiken me niet langer, aldus gepantserd ken ik geen genade meer. De nacht is opgelost, hier houd ik me verscholen, in afwachting van mijn uur. Voordat de zon zijn hoogste punt heeft bereikt, zullen de gebouwen die zich in de verte aftekenen, de op pissebedden lijkende voertuigen, al dat arrogante vertoon in een paar ogenblikken ophouden te bestaan. Op het punt waar we nu gekomen zijn, de mens en ik, hoef ik geen scrupules meer te hebben en mag ik me bij voorbaat verheugen over het lot van deze stad die zich nog van geen kwaad bewust is, maar die in feite haar laatste ogenblikken beleeft. Zelfgenoegzaam, hooghartig strekt ze zich uit en denkt dat ze veilig is, zoals vroeger een aantal van haar protserige zustersteden dat deden: Pompeï, Angkor, Fukushima of Gbadolite. Ze schiet als enige van zulke organisaties over en de zogenaamde vrede waarin ze thans baadt zal weldra worden overspoeld door mijn toorn en de onherroepelijke duisternis van het woud.

In Koli Jean Bofane, geïnspireerd door The Crooked Path © Jeff Wall