De Joodse Messias? Of: mijn antiheld Grunberg

Datum 18 januari 2011

Dit weekend vindt in Brussel de eerste Vlaams-Nederlandse ontmoeting binnen deBuren univerCity plaats. Er zijn nog plaatsen voor Vlaamse en Nederlandse studenten! Als ticket voor dit weekend vol van museumbezoek, debat en ontmoeting, geldt een kort essay. Deelnemer Ivo Nieuwenhuis vertelt over (anti-)held Arnon Grunberg. Voor de liefhebber: hier staat de eerste column die Grunberg voor Kingkong televisie insprak.

Dit weekend vindt in Brussel de eerste Vlaams-Nederlandse ontmoeting binnen deBuren univerCity plaats. Er zijn nog plaatsen voor Vlaamse en Nederlandse studenten! De thema's dit jaar zijn 'Helden' en ' Erasmus'. Als ticket voor dit weekend vol van museumbezoek, debat en ontmoeting, geldt een kort essay. Deelnemer Ivo Nieuwenhuis vertelt over zijn persoonlijke (anti-)held: Arnon Grunberg. Voor de liefhebber: hier staat de eerste column die Grunberg speciaal voor Kingkong televisie insprak. Binnenkort volgen de andere drie columns.

Een Utrechts letterkundige merkte eens op dat er in de moderne Nederlandse literatuur slechts antihelden bestaan, geen helden. In die geest doorredenerend presenteer ik in dit essay als mijn persoonlijke held Arnon Grunberg, voor velen een prototypische antiheld.Arnon Grunberg vertoont inderdaad trekken van de antiheld. Zo maakte hij nooit zijn middelbare school af, heeft hij ‘lelijke’ dingen over mensen geschreven, en worden zijn romans goeddeels bevolkt door geperverteerde autisten en andersoortige sociaal onaangepasten. Bovendien heeft hij zich via diverse affaires weten te profileren als het enfant terrible van de Nederlandse literaire wereld. Tegelijkertijd is hij natuurlijk een gevestigd auteur, wiens boeken goed verkopen en die dagelijks een hoekje mag vullen op de voorpagina van een gerenommeerd landelijk dagblad. Dat maakt hem op z’n minst een ambivalente antiheld. Zijn negatieve imago in sommige kringen draagt bij aan zijn populariteit in weer andere. Boven alles lijkt Grunberg voortdurend een spel te spelen, met de media, met zijn tegenstanders in debatten, en met zijn lezers. Het is mede vanwege de superieure beheersing van dit spel dat ik Grunberg zo waardeer.Arnon Grunberg is een meester in het misleiden van zijn publiek over zijn intenties. Zijn teksten kenmerken zich vaak door een ironische stijl, maar evenzeer door het veelvuldig voorkomen van aforismen, algemene waarheden die er door het stijlmiddel van de herhaling stevig ingehamerd worden. Bovendien is Grunberg in alles het tegendeel van de postmoderne ironicus die zich verliest in de zelfreferentialiteit van het spel. Hij reist de wereld over, verbleef in Irak, Afghanistan, Guantánamo Bay, Bolivia, en nog veel meer locaties waar het allesbehalve rustig toeven is. Is hij dan een moralist, een zedenpreker die op basis van zijn praktijkervaringen de wereld van zijn visie wil overtuigen? Recensenten menen soms van wel, maar dit lijkt mij een misverstand. Arnon Grunberg is noch een clown, noch een moraalridder. Hij is eerst en voor alles een absurdist.Als absurdist is Grunberg sterk betrokken bij de wereld en wat daarin gaande is. Hij verwondert zich over het menselijk bestaan zoals dat zich aan hem voordoet, en dan met name over die aspecten die we in het dagelijks leven het liefst zoveel mogelijk wegduwen: oorlogen en andersoortige conflictsituaties, de rafelranden van de werkelijkheid. Maar in tegenstelling tot zovelen weigert hij die werkelijkheid mooier voor te stellen dan hij is, of te verpakken in een coherent, zingevend verhaal. Hij toont het liefst, zo zou je kunnen zeggen, de naakte waarheid, een waarheid die vaak ten onrechte wordt aangezien voor cynisme, maar met dat laatste slechts weinig te maken heeft. Grunberg is geen doemdenker, hij probeert slechts zo eerlijk mogelijk het menselijk bestaan te doorgronden.In die missie slaagt hij soms wonderwel. Ik vind zijn roman Tirza uit 2006 een van de beste boeken die ik ooit gelezen heb, mede door de genadeloze manier waarop hierin het klassieke westerse humanisme ten grave wordt gedragen, en wordt afgeserveerd als een barbaarse ideologie, die zijn eigen kinderen opvreet (dit laatste bijna letterlijk). Eveneens scherp vind ik Grunbergs visie op de mens als een economisch wezen, altijd op zoek naar het vermeerderen van zijn kapitaal middels het doen van gunstige transacties en het aangaan van lucratieve deals, of dit nu is op het vlak van geld, liefde, hoop of geluk. Dergelijke ideeën bewijzen voor mij Grunbergs kracht als denker, als filosoof misschien zelfs.

In de wereld lopen al genoeg crowdpleasers rond, genoeg volgers van een gratuite moraal of een simplistisch mensbeeld. Grunberg durft daartegenover onaangenaam eerlijk te zijn, tegen heilige huisjes te schoppen en ook nog eens daadwerkelijk de rafelranden van het bestaan op te zoeken. Hij is daarnaast een briljant satiricus, die met veel gevoel voor ironie datgene wat op hem overkomt als onecht over de hekel weet te halen. Grunberg biedt hoop. Grunberg biedt troost. Mocht de Messias nu onder ons zijn, dan luistert hij naar de naam Arnon Grunberg.