Welke kant moet Jommeke op?

Datum 23 november 2010

In het kader van deBuren univerCity laat Hans Demeyer klassieke helden als Jommeke of Batman liefst een wisse dood sterven en presenteert hij zijn tegendraadse helden.

Ook in 2011 organiseert deBuren een programma speciaal voor studenten: deBuren univerCity. Tijdens drie avonden en twee weekenden organiseren we interessante ontmoetingen rond de thema's 'Helden' en 'Erasmus'. Alle studenten worden opgeroepen om zich in te schrijven! Als toegangsticket geldt een kort essay over een persoonlijke held. Hans Demeyer laat klassieke helden als Jommeke of Batman liefst een wisse dood sterven en presenteert zijn tegendraadse helden.

Als een handpop vroeg Jommeke ons, kleermakerszit in korte broek, welke kant eeuwige schurk Anatool was opgegaan. Naar links, wist het plein. Mijn hand wees naar rechts. Nochtans was ik geen dom kind, maar ik had het nu eenmaal niet zo voor ‘de helden van het verhaal’. Niet voor Jommeke, niet voor Batman of Spiderman met hun springerig gadgetgedoe, en ook de Turtles staken schril af tegen de glimmende helm van Schredder. Even glimmend zijn de tanden waarmee Jaws voor mijn part James Bond al lang de nek had mee mogen doorbijten. Veel van de genoemde helden bezitten letterlijk bovennatuurlijke krachten. Bij de sportieve en politieke helden van de reële wereld (een Maradonna, een Obama) wordt dat vertaald naar uitzonderlijke vermogens. Vermogens die al te snel hun speciale status kunnen verliezen. In de betere proeven van objectieve verslaggeving heten deze figuren dan blijkbaar ‘ook maar mensen te zijn’. Wat een gewone mens is, weet ik niet, maar hij/zij inspireert alvast niet. Of wou iemand ooit een realitysoap-deelnemer zijn?Natuurlijk niet. We streven ernaar helden te zijn, mensen wier uitzonderlijke vermogens natuurlijk ingegeven zijn door Moedertje Aarde of Vadertje Hemel. En misschien is er wel degelijk sprake van een bepaalde aanleg. Maar de bijna-exclusieve focus hierop in de populaire media, zorgt ervoor dat de culturele, politieke en maatschappelijke condities die een ‘held’ mogelijk maken al te snel worden vergeten. En dat is niet altijd zonder gevaar.Ik kan best lachen om de telkens opnieuw verkochte poeha waarmee de media op zoek lijken te zijn naar de nieuwste held die de voetbalvelden tot popcornopwekkend spektakel zal omvormen, of de nieuwste zessnarenplingelaar die de Lage Landen op de rock ’n roll-wereldkaart zal plaatsen. Minder schik heb ik erin als de media ons de nieuwste politicus of maatschappelijke stem voorstellen die de wereld naar betere tijden zal brengen. Het is namelijk de figuur van de held met zijn uitzonderlijke vermogens en bovennatuurlijke krachten die ons, liggend op de zetel in trainingsbroek, van de eigen verantwoordelijkheid voor een betere, meer solidaire wereld ontslaat.‘Messianisme zonder messias’. Daartoe riep een van de posterboys van het Franse poststructuralisme ooit op. Dat wij allemaal een messias mogen worden. De natuurlijke flair van de held spreekt ieder immers vrij. Doordat zijn vermogens gegeven zijn, worden wij gewone mensen bij voorbaat uitgesloten van de mogelijkheid om iets te kunnen doen. Wij bezitten die krachten immers niet, en wij vergeten onze eigen cultureel-politieke bepaaldheid. Wij kunnen rustig blijven liggen, en wijzen de held op de beeldbuis de weg richting het kwade. Ook het kwade wordt opgevoerd als een essentialistisch, natuurlijk gegeven. Met Marokkanen valt niet te onderhandelen, en zigeuners stelen. Het zit allemaal in het bloed. Het Nazi-regime stellen we voor als het Kwaad in zijn meest naakte vorm. Zo vervalt de verantwoordelijkheid om een politieke analyse van de Holocaust in de context van de moderniteit te maken. Schredder en de zijnen behoren tot dezelfde onschuldige categorie. Want hoeveel bad guys worden op het einde van de film of het boek niet ontmaskerd als menselijk? Gedreven door enkele, al dan niet uitvergrote gevoelens van wraak of hebzucht, kunnen ze op het einde alsnog hun schuld bekennen. De dood van Darth Vader in Star Wars episode VI: Return of the Jedi is exemplarisch. Drie films lang loopt hij rond als een bijna meedogenloze robot die uiteindelijk toch een menselijk gelaat krijgt.Net daarom is Heath Ledgers vertolking van The Joker in The Dark Knight zo buitengewoon. Hier is er geen sprake van een menselijk gelaat, en deze clown ontbeert elke achtergrond. Zijn terreurdaden worden van elk doel gestript. The Joker wordt niet gedreven door macht, wraak, hebzucht: ‘Do I really look like a guy with a plan […] I just do things […] I try to show the schemers how pathetic their attempts to control things really are’. Want ‘their morals, their codes.. It’s a bad joke.. dropped at the first sign of trouble.’ Hij wil slechts dood en geweld om het geweld en de dood zelf. In die zin is The Joker niet zozeer een verbeelding van het kwade, als wel een verbeelding van onze essentialistische termen waarmee wij het kwade (en het goede) omringen. The Joker wordt nooit menselijk gemaakt, hij is onze culturele constructie van het kwaad pur sang.Natuurlijk heb ik mijn helden. Ook ik kijk op naar bepaalde personen; en ook vormen zij een drijvende kracht voor mij. Maar deze helden tonen zich telkens bewust van hun culturele, politieke en maatschappelijke bepaaldheid. Ze worstelen ermee en proberen eraan te ontsnappen. Het is mijn vriendin; het zijn auteurs als JMH Berckmans, Paul de Wispelaere, Marc Kregting, Daniël Robberechts, … Auteurs die hun taal zodanig behandelen dat ze hun lezer inzicht geven in de voorwaarden en condities die het spreken, het ‘zijn’ en het ‘worden’ bepalen. ‘Mijn geschrijf: het leven, de gebeurtenissen, de verschijnselen uitvragen. Een functie ervan: het bewustzijn verruimen, en zo ook het geweten verscherpen’, schreef de oproeper tot het compromitterende schrijven.Ze weigeren de dagelijkse toneeltjes op te voeren, en moeten als dusdanig ‘opereren vanuit een zekere illegaliteit, waar portretfoto’s misstaan’. Ze verkondigen het einde van Ratata vanuit de marginale Grauwzone, maar geven tegelijk de mogelijkheid om opnieuw de ‘enige’ te zijn in een ‘uitverkochte wereld’. Dat ze er veelal niet in slagen die mogelijkheden tot het einde te volbrengen, maakt ze verwant met de boosdoeners: ze falen telkens. Mijn vriendin stopt te vaak bij vitrines van schoenwinkels en loopt al te vaak nog binnen ook om te passen en niets te kopen. Het falen is eigen aan de opgesomde taalkunstenaars. Om uit de platgetreden baantjes van de maatschappelijk taal te treden, moeten ze willens nillens die taal gebruiken. Ze is hun wapen, maar ook hun obstakel en euvel. Maar zoals een Iers schrijver het vanuit het Frans vertaalde: ‘Try again. Fail again. Fail better.’