Soeur Sourire

Datum 16 juni 2009

De Zingende Non zal deze week alle bioscopen van Vlaanderen overrompelen. Ideaal moment om de non of de pater in jezelf te gaan zoeken. Die heb ik gevonden! Geen 'Dominique-nique-nique' maar psalm 16 en 'Heer Jezus, Lam van God' in de kerk van de priorij Onze-Lieve-Vrouw van Bethanië in Loppem. Toch was mijn groottante, Zuster Amanda, afgelopen zaterdag een en al Soeur Sourire, toen ze meer dan honderd familieleden samen zag om haar zeventigste jaar in het klooster te vieren.

De Zingende Non zal deze week alle bioscopen van Vlaanderen overrompelen. Ideaal moment om de non of de pater in jezelf te gaan zoeken. Die heb ik gevonden!Geen 'Dominique-nique-nique' maar psalm 16 en 'Heer Jezus, Lam van God' in de kerk van de priorij Onze-Lieve-Vrouw van Bethanië in Loppem. Toch was mijn groottante, Zuster Amanda, afgelopen zaterdag een en al Soeur Sourire, toen ze meer dan honderd familieleden samen zag om haar zeventigste jaar in het klooster te vieren.De aloude voorwaarde dat je maagdelijk het klooster binnentreedt, geeft de eenvoudige rekensom zeventig plus twintig. Een klooster is dus niet bepaald slecht voor je gezondheid. Of is het celibaat goed voor je hart? Het prachtig onderhouden domein rond het klooster heeft ook veel van een luxe-resort. Center Parcs voor de bruiden van Jezus.De amper vijftien zusters, onder wie onze 'Zuster Amanda', zijn beige vlekken in de bonte massa op het binnenplein. Als een hoog tafeltje met vaalkleurig linnen door een windvlaag tegen de vlakte gaat, denk ik even: daar gaat er eentje. Maar ze bleven die dag met z'n vijftienen. Tante Bim-Bam. Zo noemde ik haar als kind, omdat ik haar echte naam en haar kloosternaam maar niet kon onthouden en haar associeerde met het klokkengelui van de kloosterkerk. En zelfs toen ik achttien was en ze bij een begroeting mijn twijfel snoof en vroeg 'Oe-noeme kik?', kwam stamelend 'Tante Bim-Bam' uit mijn mond. Het bleef lang een familiegrap.Het klooster had vroeger veel indruk op me gemaakt, vooral materieel dan. De zusters hadden een volleybalplein en een tennisveld, wat mijn fantasie op hol deed slaan. Tante Bim-Bam had ook een hele schat meegebracht uit de missietijd in Kongo: beeldjes, maskers, parelsnoeren, ivoor ... Het stond allemaal in glazen kasten uitgestald in een rommelige achterafkamer. Mijn eerste echte tennisraket, een Dunlop, was een afdankertje van de zusters. Mijn erg mainstreame postzegelverzameling kreeg een flinke boost toen ik een reeks nog ongestempelde exemplaren uit het Vaticaan kon inplakken. En een Mobutu-serie uit 1977. En iedereen die op bezoek kwam, kreeg bakken fruit mee. Fruit dat tante Bim-Bam zelf ging recupereren uit de containers van handelaars, om er confituur van te maken. Recycling nog voor het trendy was. Het fruit was altijd net overrijp. Maar onder lichte dwang verzekerden we haar ervan niks weg te gooien zodra we thuis waren. Tante wist wat soberheid was. Ze had in Kongo zelfs libellen gegeten. En die smaakten, volgens haar, goed.Hoe los van god een mens ook mag zijn, de onthechting van kloosterpeople blijft fascineren. Ze hebben de stap durven zetten naar de iPhone-, Wii- en pc-loze wereld. Eigenlijk is in het klooster gaan je reinste anarchie. Weg de platvergaderde dagen van negen tot vijf. In de plaats: stilte en discipline van zeven tot negen, die nodig zijn om de geest vrij te maken. Peace, love and Gregoriaans. Mocht het celibaat geen schiftingsvraag zijn, de kloosters werden bestormd. Daarom trekken steeds meer mensen er voor afzienbare tijd heen. Om te onthaasten, om een moeilijke periode door te komen of om de grenzen van het denken te zoeken. Wellicht ligt daar de toekomst van de kloosters.Jo De Meyere gaat na de drukte van Flikken voor acht dagen de abdij in. Siegfried Bracke is na 24 uur klooster bijna vrijmetselaar af. De koning van de ballingschap is Leonard Cohen. Hij werd zes jaar lang een boeddhistische monnik; tot de lokroep van vrouwen (en sigaretten) uiteindelijk te luid werd. Mocht ik een pauze nodig hebben in het leven, dan mag tante Bim-Bam me verwachten. Ik breng mijn tennisracket mee. Maar met dit gedicht van Luuk Gruwez, uit de bundel Een huis om dakloos in te zijn, zing ik het thuis nog wel een paar jaar uit:De monniken van SénanqueZij stierven er snel en stilen zonder overtollige reutel spoedden zij zich heenvan sterfplaats naar sterfplaats,jaren ouder van jaren verlangen.Als zonderlinge geliefden woonden zij in het landschap,aan alle wensen der weelde ontwend,zachtmoedig als wat niet meer wordt gevreesd.Zij kenden geen verhuizen meer.En wij, gekomen uit de oordenvan het roekeloos woekerend woord,wisten tussen stof en steen en stiltede ampere galm van hun stappen nog bewaard,en zwegen, als voorgoed ontheemd,in de leerzaamheid van zeldzame minnaars.En van jaren verlangenwerden wij jaren en jaren ouder.