In de naam van

Datum 16 juni 2009

Ze heette zuster Denise. Of ook: zuster Marie-Harlindis. Dat haar kloosternaam Marie-Harlindis was, kwam ik pas te weten toen ik haar overlijdensbericht in mijn handen had. Zuster Denise was voor mij tante Denise. Ze was mijn groottante, de zus van mijn lieve, mooie grootmoeder, en de laatste overlevende van de broers en zussen van mijn oma.

Ze heette zuster Denise. Of ook: zuster Marie-Harlindis. Dat haar kloosternaam Marie-Harlindis was, kwam ik pas te weten toen ik haar overlijdensbericht in mijn handen had.

Zuster Denise was voor mij tante Denise. Ze was mijn groottante, de zus van mijn lieve, mooie grootmoeder, en de laatste overlevende van de broers en zussen van mijn oma. Eerst ging Maria, dan Georges, dan Flavie, dan mijn grootmoeder, dan Henri en afgelopen woensdag ook Denise.

Wat we ons vandaag nog amper kunnen voorstellen, was in de tijd van mijn tante nog niet ongewoon: Deniseke, zoals mijn oma haar jongere zus noemde, trad in het klooster toen ze tweeëntwintig was, op 18 september 1945, bij de Orde van de Zusters van Maria. Het was een belofte die ze aan haar zieke moeder had gemaakt, en toen die tijdens het laatste oorlogsjaar overleed, hield ze woord.

Een aantal van haar medezusters trok naar Congo, maar mijn tante bleef hier en ging aan de slag aan scholen en ziekenhuizen. Voor veel mensen in mijn thuisstad was zuster Denise een vertrouwd gezicht. Jarenlang was ze een van de kloosterzusters die door de gangen en over het speelplein van het College liep. Ze zat er mee aan tafel in de refter en hield van een babbeltje met de leerlingen.

Toen ik woensdag hoorde dat ze overleden was, had ik een vreemd gevoel. Ik was verdrietig omdat ze er niet meer was, maar er was er meer aan de hand. Het leek alsof ook mijn grootmoeder nu helemaal weg was. Veertien jaar geleden is het intussen dat ik haar voor het laatst zag, maar omdat haar zus nog leefde, en omdat ze bovendien goed op elkaar leken, leefde mijn grootmoeder eigenlijk ook nog een beetje.

Ik móest afscheid nemen van tante Denise. Van haar, van mijn grootmoeder, van een generatie. Ik had het nooit eerder gedaan, het lichaam van een dode gegroet. Ik had het nooit gedurfd, omdat ik bang was voor de harde confrontatie met de dood, omdat ik altijd het beeld van het volle leven als laatste in mijn herinneringen wilde bewaren. Maar nu durfde ik het wel, en wilde ik het zelfs absoluut.

Toen de deur van het kamertje openging waarin tante Denise lag opgebaard, trok mijn maag samen en voelden mijn benen plots als elastiek. Maar toen ik dichterbij ging, ebde het gevoel van angst langzaam weg.

Zo was het dus, dood zijn. Ik had er vaak over nagedacht, me vaak proberen inbeelden hoe het zou zijn. Niet meer ademen, niet meer bewegen, geen spiertje meer dat eventjes trilt, geen borstkas meer die zachtjes op en neer gaat. Ik had het altijd onnatuurlijk gevonden.

Dat is het niet, zeiden mensen me vaak, het hoort bij het leven, en daarom is het natuurlijk. Toen ik naast het lichaam van tante Denise stond, wist ik dat zowel 'de mensen' als ik gelijk hadden.

De dood is natuurlijk, maar tegelijk volstrekt onnatuurlijk. Natuurlijk, omdat die ultieme rust, die complete stilte haast het logische gevolg is na een leven van activiteit. Onnatuurlijk, omdat je een mens nooit zo ziet: alleen maar lichaam, zonder beweging, zonder geest. Zo gewend zijn we tijdens het leven aan actie dat we zelfs bij een dode beweging lijken op te merken. Af en toe meende ik een wimper van tante Denise te zien knipperen, of een kaakspier te zien trillen.

Ze was mager geworden. Tien dagen coma hadden haar ronde gezicht afgevlakt. Maar nog steeds leek ze op mijn grootmoeder. Mijn oma als dode zien had ik nooit aangedurfd, omdat ik zoveel van haar hield, zo dicht bij haar stond, dat ik vreesde dat ik de confrontatie niet zou kunnen dragen. Maar nu was ik volwassen geworden, en nam ik niet alleen afscheid van tante Denise, maar ook van mijn grootmoeder.

Hoewel ik niet gelovig ben, maakte ik voor zuster Denise een uitzondering. Ik nam de wijwaterkwast die naast haar bed lag, maakte een kruis over haar lichaam en zei stilletjes: in de naam van mijn grootmoeder, mijn familie en het leven.