Loskomen | Melat Nigussie over Ellen Gallaghers werk

Datum 13 maart 2019

Melat Nigussie bekeek Ellen Gallaghers werk dat momenteel te zien is in de expo Liquid Intelligence in WIELS. In 'Loskomen' verhoudt ze zich daartegenover. 'Hoe ik mezelf constant cureerde voor het comfort van witte mensen, dat gevoel herken ik in haar werk'.

Loskomen

 ‘Definitions belong to the definers, not the defined.’ ― Toni Morrison, Beloved

Dissen, het woord rolt achteloos van zijn tong, onbevangen ingebed in zijn oer-Vlaamse woordenschat. In een overvolle Brusselse tram doet de blonde jongen nonchalant zijn relaas aan de telefoon, met de bruine en zwarte mensen naast hem als zijn stilzwijgend publiek. Op een weinig subtiele manier probeer ik iets van zijn monoloog mee te pikken. Flarden van het gesprek drijven mijn kant op: … kebab, wilde nacht, gestolen fiets. Het is een banaal gesprek op een druilerige maandagochtend maar de jongen blijft mij bij omwille van dat ene woord, diss-en.  Een term die tegelijkertijd vreemd en vertrouwd aanvoelt. Een Engelse uitdrukking die zich haast vanzelf ingemetseld heeft in de cadans van de Nederlandse syntax.

Dat de Vlaamse jeugd een Nederlands bezigt dat doorspekt is met leenwoorden is op zich geen baanbrekend nieuws: Engelse en Marokkaans-Arabische woorden smelten allang naadloos samen met het Nederlandse lexicon: wajow, schmet, dissen, lit, cringe. Veel van die Engelse woorden komen uit het AAVE, African American Vernacular English, de taal van zwarte Amerikanen die ondertussen genormaliseerd en wereldwijd verspreid is. Witte mensen die nog nooit een volwaardig gesprek hebben gehad met een zwarte persoon nemen het zonder verpinken over. Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich zwarte mensen en mensen van kleur die zich voortdurend hyperbewust zijn van hun taalgebruik: altijd netjes en accentloos praten, het juiste lidwoord kiezen, geen ‘straattaal’ gebruiken, ‘die’ en ‘dat’ niet verwisselen en ga zo maar door.

'Voor een groot deel van mijn leven was code-switching mijn automatische reflex'

Zelf spreek ik van kleins af aan drie talen door elkaar: het Amhaars, Nederlands en Engels. Mijn broers en ik zijn de enige vloeiende sprekers van deze bizarre wirwar aan Germaanse en Semitische klanken die de lingua franca van onze jeugd vormen. In de sociolinguïstiek heet dat code-switching, oftewel het probleemloos schakelen tussen verschillende talen, dialecten of registers. In de brede betekenis van het woord verwijst het naar het fenomeen waarbij mensen hun manier van spreken aanpassen in verschillende sociale interacties en situaties. Iedereen doet dit natuurlijk tot op zekere hoogte: denk maar aan de West-Vlaming die zijn accent probeert te verhullen (vaak tevergeefs) wanneer hij in Antwerpen komt, of de arbeiderszoon die op de universiteit bepaalde uitdrukkingen achterwege laat. Voor zwarte mensen en mensen van kleur beperkt code-switching zich niet tot het verdoezelen van je regionale afkomst of je sociale achtergrond maar komt het ook neer op het bewust afzweren van je etnische-culturele identiteit. Er wordt nu eenmaal anders geluisterd naar mensen die er anders uitzien. Het is net die optelsom die het extra pijnlijk maakt.

Voor een groot deel van mijn leven was code-switching mijn automatische reflex, een standaardhouding die ik aannam van zodra ik de onzichtbare grenzen rondom mijn huis had overgestoken. Wanneer ik in het openbaar opgebeld werd door mijn moeder sprak ik altijd met een bijna onhoorbare fluisterstem. Opgeschrikt door mijn koele toon vroeg ze iedere keer opnieuw, na een initiële enthousiaste begroeting, of alles wel oké met me was. De gevoelens van wildvreemde mensen gingen toen voor op die van mijn moeder. Niet disruptief zijn was het allerhoogste goed en ik deed er alles aan om toch maar licht verteerbaar en acceptabel te zijn voor een witte samenleving. Van hoe ik sprak tot hoe ik mij kleedde, welk kapsel ik had, de gespreksonderwerpen die ik aansneed: ik cureerde mezelf constant voor het comfort van witte mensen

'In DeLuxe ontwaren we via een genealogie van advertenties de uiterlijke symbolen van zwarte integratie: huid blekende crèmes, gesteild haar en gladde pruiken' 

IGBT en DeLuxe van de kunstenares Ellen Gallagher evoceren beide, weliswaar op een zeer verschillende manier, dit gevoel. In IGBT wordt je aandacht meteen getrokken door de twee centrale zwarte silhouetten die uitgedost zijn in een negentiende-eeuwse plunje. Achter hen zien we een gouden achtergrond met een mysterieus elektronisch circuit, een parallel systeem van informatie dat een inkijk geeft in een verdoken andere wereld. De dubbelheid in het schilderij, zowel op formeel als op inhoudelijk vlak: het klassieke picturale beeld versus de geometrische vormen, goud versus zwart, moderne technologie versus het klassieke uiterlijk van de twee figuren, het verleden versus het heden, roept bij mij de two-ness op die beschreven wordt in W.E.B. Du Bois’ boek Soul of Black Folks. Zwart zijn is, zoals Du Bois schreef, leven met een double consciousness, namelijk steeds naar jezelf kijken hoe jij denkt dat witte mensen naar je kijken en je te allen tijde bewust zijn van hoe jij en jouw handelingen gepercipieerd kunnen worden. Dat dubbel besef stuurt ons gedrag op een alomtegenwoordige en dwingende manier. Streven naar goedkeuring en aanvaarding in een witte wereld is in de eerste plaats een overlevingsstrategie omdat het zogenaamd de kortste weg is naar sociale mobiliteit.

Diezelfde vorm van dubbelheid en de effecten van de compulsieve druk om te assimileren vind je ook terug in DeLuxe, een collage van zestig reclameprints uit oude zwarte tijdschriften die circuleerden in de periode van de jaren veertig tot en met de jaren zeventig van de vorige eeuw. Via een genealogie van advertenties ontwaren we de uiterlijke symbolen van zwarte integratie: huid blekende crèmes, gesteild haar en gladde pruiken. Persoonlijke transformatie en de maakbaarheid van de mens zijn de basisideeën van het uitgekiende pad naar welvaart. Gallagher benadrukt de artificiële belofte van acceptatie door de beelden te vervormen en manipuleren tot groteske, tragikomische figuren met uitgestoken ogen en haar van plasticine.

Deze samenleving wil ons doen geloven dat racisme een probleem is van het individu: als je maar hard genoeg werkt en je in allerlei bochten wringt om te voldoen aan de normen van de dominante cultuur, dan kom je er wel. Als je in elkaar krimpt en alle bedreigende delen van je identiteit wist tot je haast onzichtbaar wordt, zullen er deuren voor je opengaan. Die bittere mythes maken ons niet alleen blind voor de diepgaande structurele mechanismen van racisme, ze maken ons ook blind voor de adembenemende schoonheid van zwartheid.

 

Mijn zwartheid is luid, met een taal die baadt in Amhaarse melodieën en woorden.

 

Mijn zwartheid is trots, met afrohaar dat zich niet laat bedwingen in kant-en-klare kapsels die nooit de mijne zijn geweest.

 

Mijn zwartheid is naar mezelf kijken met een blik die niet vertroebeld is door witte goedkeuring. 

Op 20 maart brengt Melat Nigussie deze tekst tijdens Een avond met Ellen Gallagher. Nadien gaat ze, samen met Dalilla Hermans, in gesprek met de kunstenaar.

Van 2 februari tot en met 28 april 2019 loopt in WIELS de ambitieuze tentoonstelling Liquid Intelligence met werk van Ellen Gallagher. Het betreft een stevige kennismaking met haar werk en daarmee een uitgebreide introductie in haar denken rond kunst en dekolonialiteit, creolisatie, belichaming en Black Atlantic. Naast haar werk, wordt er ook werk van haar partner Edgar Cleijne getoond.

 

Gallagher woont deels in Nederland en behoort in de VS tot de meest prominente kunstenaars in de debatten rond kleur, ras en gender. Zo vuurt ze ook West-Europese artistieke en maatschappelijke debatten aan en stelt ze op scherp. Ze werkt vaak vanuit haar grondige kennis van Afro-Amerikaanse, Caraïbische en Afrikaanse literatuur.