Een diploma is een vel dat vervelt

Datum 15 oktober 2018

Toespraak KU Leuven Campus Brussel – zaterdag 6 oktober 2018. Aanleiding: de plechtige proclamatie en uitreiking van de diploma’s aan de studenten toegepaste taalkunde (bachelor), vertalen, tolken, meertalige communicatie en journalistiek (masters).

© Kristof Vadino

Een diploma is een vel dat vervelt

KU Leuven Campus Brussel,

zaterdag 6 oktober 2018

 

 

 

Beste toehoorders,

 

 

Ik ben het allerlaatste obstakel tussen u en uw diploma. Maar als u al zo veel heeft doorstaan, dan moet ik er ook nog wel bij kunnen.

 

Voor mij is dit een ongewone toespraak. Dat zit zo. Tot nog toe verschool ik me in een speech altijd achter mijn tekst. Ik ventileerde wel een mening, gaf commentaar of toonde empathie, maar over mijn leven en werk kwam je weinig te weten. Dat hoefde ook niet; het thema was gelukkig altijd veel boeiender dan de spreker.

 

Als ik het vandaag over een andere boeg gooi, dan is dat geen koerswijziging voor de toekomst. Neen, het blijft een uitzondering omdat ik niet anders kan. 41 jaar geleden immers stond iemand anders hier en zat ik in de zaal, op een andere campus van de KU Leuven weliswaar, maar als ik u vandaag iets wil vertellen over dit bijzondere moment in jullie leven, het moment dat jullie een diploma krijgen dat wellicht jullie bestaan zal bepalen, dan moet ik die 41 jaar terug gaan, naar de kerel die ik toen was.

 

Daarom deze beknopte biografie. Bij het begin, vooruit, dan zijn we er van af.

 

 

Ik had hele fijne ouders. Ze hadden niet kunnen studeren, vanwege de oorlog en omdat studeren iets voor rijke mensen was. Mijn vader was postbeambte, mijn moeder bleef thuis voor de twee kinderen. Ik zat op haar schoot toen ze me als kleuter Jommeke voorlas, uit de krant. Later vertelde ze me dat ik het door had als ze een plaatje oversloeg. Maar voor altijd was lezen verbonden aan warmte.

 

Ik zou regent talen worden. Mijn leraar Lichamelijke Opvoeding, of all persons, zei me dat ik universiteit moest proberen. Mislukte dat, dan kon ik nog altijd regentaat volgen. Ik kreeg één kans van mijn ouders. Vier jaar later haalde ik een diploma (slechts één), met name Germaanse filologie. Ik was de eerste universitair in de familie; ik zeg dat maar omdat het straks een rol speelt.

 

Verder komen in dit stuk nog Annie voor – zo lang geleden al gestorven aan kanker, maar zij was mijn maatje op kot in Kortrijk. Ze kwam uit Moerkerke, nabij Brugge. Als u wat noties van Brugs opbrengt, zult u alles kunnen volgen.

 

En u moet ook nog weten dat uit de generatie vòòr mij nog één iemand leeft: mijn tante nonneke, ze is 98. In de oorlogsjaren reed ze als zuster van het Wit-Gele Kruis naar de boeren in de streek, voor de verzorging. Ooit vroeg ze om een teiltje, om een boerin te wassen. Die riep naar haar oudste dochter: “Haal een keer de tjele voor de zuster; hij staat bij den hond, voor zijn drinken”. Later leidde ze een paar ziekenhuizen, waaronder 11 jaar dat van Lovanium in Kinshasa. Toen een vrouw van president Mobutu er bevallen was, werd ze geconvoceerd op zijn paleis. Hij was dermate tevreden dat ze maar moest zeggen welk cadeau ze wou. Ze wou niet opdringerig klinken, maar een jeep om met verplegers naar de dorpen in de brousse te rijden, zou van pas komen. Mobutu stond op, opende achter zijn rug een kast vol geld, graaide er een handvol uit en gaf het aan mijn tante. Ik vertel het zodat u straks de omvang van haar woorden kunt vatten.

 

Zo, dat weet u nu; dat moet volstaan voor mijn biografie. Wil u nog wat horen, dan verwijs ik graag naar de receptie straks, because, zoals een Engelse docent me ooit leerde, “because I’m much more interesting when you have drunk”.

 

Voor de rest zal ik u vijf dingen zeggen, met name:

 

> Doe maar je koptje

> De toekomst is geen tegenwind

> Je hele loopbaan is pay-back-time

> Je woord is je wapen

> Een diploma is een vel dat vervelt

 

Ik doe dat vanuit het besef van Oscar Wilde dat ervaring de naam is die we geven aan de som van onze fouten. En om die vijf waarheden te attesteren, doe ik enkel een beroep op uitspraken van kunstenaars. Genoeg fake news, leve de feiten van fantasten!

 

 

DOE MOA JE KOPTJE

 

Hier sta je nu. Straks is het officieel: je bent bachelor of sterker nog, master. Je hebt er voor gewerkt, dat neemt niemand je nog af. Ongetwijfeld wapperden anderen jullie deze clichés al toe. Of ze stelden: nu begint het pas.

 

Allemaal waar, dat wel, maar als ‘het’ begint, want is ‘het’ dan? ‘-“Het echte leven”, zei men vroeger. Ik kon me daar als student bijzonder over opwinden. Alsof mijn leven tot dan niét echt geweest was. Alsof ik toen niet at en dronk, werkte of liefhad. Ook op de leeftijd van 62 vind ik mijn irritatie van toen nog altijd gepast. Het enige wat, van hier uit bekeken, mijn leven nog fundamenteel veranderde, was de geboorte van mijn eerste zoon. Het  besef dat er voor het eerst in mijn leven iets irreversibels gebeurd was. Tot dan toe kon alles nog veranderen: mijn relatie, mijn werk, mijn woonplaats. Maar ik zou van dan af aan altijd vader blijven. Er was een leven voor en een leven nà – al is dat dan weer stof voor een andere toespraak.

 

Er zaten me soms dingen dwars, daar in Kortrijk, bij die kotmadam. En dan klopte Annie, de enige niet-studente op ons kot, laat op de avond op mijn deur. Veel zei ze niet. Ze had een Unox-soepje mee. Ze volstond met dat Moerkerks van haar: “Doe moa je kopje”. Doe maar je zin, jongen. Annie gaf les op de hogeschool vlakbij, ze was de enige uit ‘het echte leven’ die me een vrijgeleide voor rebellie gaf, die supporterde als ik contrarie was. Doe moa je koptje.

 

Dat is me later geregeld van pas gekomen. Mensen van buiten West-Vlaanderen noemen dat koppigheid, maar zij dwalen. Het is eigenzinnigheid, en dat is iets heel anders. Koppigheid is tegen alle wijsheid in vasthouden aan je mening. Eigenzinnigheid is een overtuiging hebben en die hardnekkig toetsen aan de werkelijkheid. Koppigheid is de blik op de grond, de lippen op elkaar. Eigenzinnigheid is de blik naar de horizon, waar je je bestemming ziet.

Doorgaans is er geen eigenzinnigheid zonder creativiteit. Het gaat immers om visie, niet om doctrine. Om geloven, niet om weten.

 

Ik vergat je overigens nog te vertellen over Herman; hij is 80 nu, maar jarenlang leidde hij in de feiten een familiebedrijf waarvan de kleinkinderen van de stichters meer tijd doorbrachten op de golfcourt dan in de fabriek. Hen kon niets overkomen, ze waren de wereld-marktleider in het zogenaamde ‘mica’. Dat was een warmtebestendige kunststof die glas verving in kachels. Ik was jong toen en jong als ik was domineerde ik als jonge directeur van een cultuurcentrum een gesprek met verhalen over hoe fijn mijn leven was, dagelijks bezig met creativiteit. Tot Herman nuchter opmerkte dat ook in zijn vak creativiteit belangrijk was, essentieel zelfs. Japanners hadden toen net een nieuwe kunststof uitgevonden, met dezelfde kwaliteiten als mica, maar veel goedkoper. Twee jaar later was het ingedommelde bedrijf failliet.

 

In dit tijdsgewricht met zoveel keuzes, zijn creativiteit en eigenzinnigheid wellicht nog veel belangrijker geworden dan toen ik daar stond, met dat gekartonneerde papier in mijn hand, ondertekend door decaan en rector. Veertig jaar later heb ik een sterk vermoeden dat eigenzinnigheid misschien wel de bijvangst is van creativiteit. Of, sterker nog, de zuster.

 

Als ik u vraag aan welke kleur u denkt bij het woord steen, dan zullen weinigen onder u spontaan ‘blauw’ antwoorden. Maar Flaubert schreef: “Als ik stenen blauw noem, dan is het omdat blauw het exacte woord is, geloof me”. Iedereen moet ooit in zijn leven geloven in een blauwe steen, zoals Steve Jobs dat deed, Einstein, Christus, Mandela. En het behalen van een diploma is daarvoor een uitstekend moment.

 

 

DE TOEKOMST IS GEEN TEGENWIND

 

De Hongaarse filmcriticus Bela Balàsz stelde ooit dat niets subjectiever is dan een objectief. Daar staat u nu voor: wat is uw objectief, uw allerpersoonlijkste doelstelling, voor de rest van uw professionele leven? Welke kant wil u op? Nog even verder studeren? Iets doen wat helemaal in het verlengde ligt van uw zopas behaalde diploma?

 

Ik wist zeker, ook na het behalen van mijn diploma, dat ik leraar zou worden. Twee interims van drie maanden later, besefte ik dat lesgeven een onderschat vak is en dat ik daar redelijk matig in was. Gelukkig ben ik vanaf dat moment tot op vandaag professioneel verdwaald in de volstrekt nutteloze dingen, zonder dewelke we niet kunnen leven, met name: media, toerisme en cultuur.

 

Welke kant moeten jullie op? Ik kan daarin enkel het advies geven van de Duitse acteur Martin Held: “Wie de toekomst als tegenwind ervaart, loopt in de verkeerde richting”. Enig zelfinzicht kan daarbij helpen. Nog altijd bestaat bij sommigen de verwarring tussen specialisatie en leiderschap. Een expert in beeldende kunst wordt geacht finaal museumdirecteur te worden. Maar misschien is hij of zij vooral een inhoudelijke expert en daarom niet noodzakelijk een geboren manager.

 

Dat soort boeiende verkenning wacht jullie dus. Maar ook zwaar weer, stroomversnellingen en bergritten. Je zult falen, ongetwijfeld. Maar ook slagen, geloof daar in. We leren van onze mislukkingen, maar onze successen maken ons sterker.

 

 

JE HELE LOOPBAAN IS PAY-BACKTIME

 

Ik vertelde al dat ik de eerste universitair was in mijn familie. Wellicht daarom blijf ik dankbaar voor die unieke kans die de maatschappij mij gaf. Zo mocht ik mij op 20-jarige leeftijd een jaar lang verdiepen in het prachtige oeuvre van de jong gestorven dichter Hans Lodeizen, waar ik mijn proefschrift over maakte. En de literatuur gaf me de basis waarop ik mijn verdere leven kon ontwikkelen, zowel privé als professioneel.

 

Het is goed om te beseffen hoe welwillend het leven was, dat je mócht studeren. En jullie hebben kennelijk goed jullie kansen genomen; anders kregen jullie vandaag geen diploma. Faire deal, denk je dan. Waarop ik dan denk: waarom denkt men vandaag zo snel in termen van deals en niet in termen van verantwoordelijkheid? Het vertroebelt onze blik en vertrumpt onze moraal.

 

Zo was er vorige week nog een econoom, van de KU Leuven overigens -, de goden moeten hun getal hebben, die vond dat studenten na hun afstuderen een bepaald percentage van hun inkomen moeten besteden aan het terugbetalen van hun studies. Hij becijferde dat een bachelorstudent 13.000 euro subsidies ontvangt, na aftrek van de belastingen die hij betaalt nà zijn studies. Niet-studenten betalen in zijn studies 8.000 euro mee. Dat vindt de econoom fundamenteel oneerlijk – in één stap komaf makend met het solidariteitsprincipe dat belastingen altijd inhouden en de maatschappelijke meerwaarde van hoog opgeleiden. Denkt u dat er één laaggeschoolde te vinden is, die het zich bij kiespijn beklaagt dat hij ooit indirect heeft meebetaald aan de opleiding van zijn tandarts? En gelukkig heeft onze econoom zijn idee niet 45 jaar geleden ontwikkeld, anders hadden ik en velen met mij geen universitaire studies kunnen volgen.

 

Als het dan toch in economische bewoordingen moet: beschouw je hele loopbaan als pay-back-time, maar dan in de zin van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ik heb gezien dat geld veel excuses heeft en weinig taboes. Vergeet dat niet als je straks, tweeverdienend, in je comfortabele huis, loser zegt tegen wie tegenslag kent of meer dan je rechtmatige deel van de aarde verteert. Laat je leven groter zijn dan je loopbaan, de planeet groter dan je plannen. “Als ik mijn handen op de aarde leg, schreef de dichter Jotie ’t Hooft “zijn het kleine handen”.

 

In dit tijdsgewricht zijn mensen meer gericht op het ik en het nu, in plaats van op het wij en de geschiedenis. Dat is de schommel van de tijd, ik ben daar niet pessimistisch in. Maar de toekomst is geen zelfrijdende auto. Het inzicht dat we passanten zijn, beperkt in de tijd, vergt enige nederigheid, die soms verkruimelt naarmate onze carrière aandikt. Leg daarom af en toe je handen op de aarde, waaruit ze zijn ontstaan.

 

 

JE WOORD IS JE WAPEN. VERDEDIG HET!

 

Of je vandaag officieel bachelor of master wordt, één ding hebben jullie allemaal gemeen: julie diploma heeft te maken met taal.

 

Er zijn theorieën, die ik hier niet uit de doeken zal doen, maar die er op neer komen dat wie zijn taal verwaarloost finaal ook de democratie laat aantasten. We leven in de beste aller tijden qua mogelijkheden in de media. Maar ook in de moeilijkste. De generaties vóór jullie hebben voor de vrijheid gevochten die je nu hebt en de technologie bedacht die iedereen nu letterlijk binnen handbereik heeft. Jullie hebben een ongelofelijke keuzenrijkdom, maar je zit er ook mee, veroordeeld tot de vrijheid, de ouwe Sartre zei het al.

 

De taal is jullie instrument. Koester het en jongleer. “Er is in het woord een zonnetje dat alle veertjes van de huismus kleurt”, bedacht Lucebert. Maar de taal wordt ook bedreigd. Orwell vergiste zich hooguit een paar decennia toen hij het over ‘newspeak’ had. En de toepassing is vandaag nog veel subtieler dan in ‘1984’.

 

Het woord is jullie wapen. Jullie diploma hoort de garantie te zijn dat je die vers verworven kennis zult inzetten met het oog op helderheid, correcte communicatie en sociale cohesie. Het gaat om precisiewerk. Mag ik de grote Willem Elsschot citeren? “Van twee nuances is er maar één de juiste en als ze alle twee juist zijn, is er maar één de mooiste. Die moet je kiezen. Gewoonlijk is het de kortste.”

 

 

EEN DIPLOMA IS EEN VEL DAT VERVELT

 

Twee straten verderop, vlak naast de Muntschouwburg, ligt het Vlaams-Nederlands Huis deBuren, waarvan ik directeur mag zijn. We organiseren zo’n 150 lezingen en debatten per jaar - de kleine helft in dat pand aan de Leopoldstraat. Het prettige is dat ik er zoveel wijsheid mag opdoen, tijdens mijn diensturen en dan wil ik dat wel eens opschrijven in een boekje. Op 28 september 2016 hadden we een avond over ‘ouderschap’. Ik noteerde toen de uitspraak: “Niet mogen proberen, is niet leren”. Dat is het goede én het slechte nieuws van vandaag: als je dacht dat het met de ontvangst van jullie diploma gedaan is met leren, denk dan maar snel iets anders. Darwin is al vaak geciteerd en in de slordige samenvatting heet het dan dat de sterkste van de soort overleeft, maar letterlijk staat er eigenlijk het tegendeel. “It is not the strongest of the species that survives, nor the most intelligent, but rather the one most adaptable to change”. Het is nièt de sterkste die overleeft, noch de meest intelligente. Het is degene die zich het best kan aanpassen.

 

Zoals jullie de generatie zijn met alle voordelen maar ook alle druk van een historisch boeket aan keuzemogelijkheden, zijn jullie ook opgezadeld met het hoogste tempo uit de geschiedenis van permanente verandering. Ik ken nog enkele mensen uit mijn generatie die hun hele leven hetzelfde vak deden, maar dat zal wellicht nauwelijks nog jullie deel zijn. Mijn studiegenote Martine Tanghe is overigens zo iemand. Ze had nauwelijks haar diploma in de hand of ze kon al beginnen bij de VRT, maar in haar professionele leven is de journalistiek én de techniek wel massief veranderd. Zij kon zich daar kennelijk uitstekend aan aanpassen, zonder haar kwaliteit ooit te laten tanen en vandaag staat ze nog altijd aan de top in haar vak.

 

Met deBuren organiseren we ook iedere zomer een veertiendaagse schrijfresidentie in Parijs. Zolang je geen dertig bent, kun je daar aan deelnemen. Dit jaar selecteerden we opnieuw 18 gegadigden uit 220 kandidaten. We nodigen ook telkens een aantal topsprekers uit. Op 4 juli 2016, zo lees ik in mijn schriftje, was Adriaan van Dis te gast. Hij stelde toen: “De journalistiek leidt tot alles, als je er maar tijdig uit stapt”. Dat geldt eigenlijk voor al jullie opleidingen. Dat diploma van jullie is een toegangsticket, maar zonder genummerde zitplaats. Het is een reisbiljet, maar zonder vaste bestemming. Het is een vel papier dat zal vervellen. De Uruguayaanse schrijver Eduardo Galeano zei dat een utopie dat is wat aan de horizon staat,  en naarmate je die horizon nadert, verschuift de stip steeds maar. Maar waarom zou je die utopie dan nastreven? “Para caminhar”, aldus Galeano – vanwege de wandeling.

 

Ik rond af, maar ik moest jullie nog vertellen over mijn tante van 98, de kloosterzuster. Ze stelt het goed, maar er wiegen soms wolkjes in haar hoofd. Over vroeger weet ze nog veel, maar ze vergeet dat ze me al drie keer vroeg hoe het toch met de kleinkinderen gaat. Hoeveel zeg je, negen? En laatst dacht ik, nu het nog kan ga ik haar vragen wat nu het mooiste was, het belangrijkste in dat rijk gevulde leven van haar. Wellicht zal ze antwoorden: “Die 11 jaar in Congo”. Of misschien ook: “Mijn studietijd in Leuven”. Ik zei het al, daarvoor hou ik een schriftje bij. En ik lees haar respons van 26 mei 2018. Ze moest even nadenken, maar ook weer niet te lang, voor ze me langzaam zei: “Er waren zoveel mooie zaken, Wim. Het leven is een antwoord geven op de uitnodigingen die dat leven je aanbiedt”.

 

 

 

Wim Vanseveren

Directeur Vlaams-Nederlands Huis deBuren