Monumentale alledaagsheid

Datum 7 september 2018

Een woongebouw als ‘ineengedoken Transformer, die ieder moment met hartverscheurend geraas en gekraak op zou kunnen staan om met zijn stramme leden koers te zetten richting Parijs’. Sereh Mandias ging op in Les Espaces d’Abraxas en schreef een ode aan dit monument voor het alledaagse bestaan.

'Wanneer je een rechte lijn trekt van het hart van Parijs naar Disneyland, ten oosten van de stad, vind je in het midden Les Espaces d'Abraxas.'

Sereh Mandias was een van de schrijvers die in 2017 met deBuren in Parijs verbleef. In de Franse hoofdstad schreef ze onder andere over huiselijk geluk. Ook in 'Monumentale alledaagsheid' laat Sereh Mandias haar blik glijden over Parijse architectuur.

Monumentale alledaagsheid Over een woongebouw op de rand van Parijs

 

 

Wat als ik je zou vertellen dat het mysterie van de Egyptische piramides erin besloten ligt dat we ze niet kunnen zien? Niet echt, tenminste. Van veraf zijn ze slechts abstracte, driehoekige vormen. Eerder symbolen van piramides, dan hun fysieke werkelijkheid. En hoewel ze zich van dichtbij wel manifesteren als gebouwde objecten, zijn ze zo groot dat ze de grenzen van ons blikveld overschrijden. Zo ontglippen ze telkens onze waarneming.

            Wanneer je een rechte lijn trekt van het hart van Parijs naar Disneyland, ten oosten van de stad, dan vind je in het midden Les Espaces d'Abraxas. Het is een sociale-woningbouwproject van gigantische proporties, wiens postmoderne architectuur beurtelings utopisch en beangstigend aandoet, en dat zowel geprezen als verguisd en met sloop bedreigd is.

            Ik moest altijd aan de piramides denken als ik foto’s zag van Les Espaces d’Abraxas. Hoe goed ik ze ook bestudeerde, ik kon nooit een compleet begrip krijgen van de geometrie van de gebouwen, hoe groot ze zouden zijn ten opzichte van mijn lichaam. De foto’s kwamen te dichtbij, waren te fragmentarisch. Zoals wanneer je in Google Streetview een beeld probeert te krijgen van een gebouw, en er nooit een standpunt is dat het gebouw niet vervormt of afsnijdt, omdat de foto het resultaat is van een gestolde beweging, van een auto met een draaiende camera op het dak die door moet, de hoek om, de volgende straat in.

 

 

Het verhaal van Abraxas begint in de jaren zestig, toen van hogerhand werd besloten om het dichtgeslibde Parijs te verlichten door de aanleg van een aantal villes nouvelles rondom de stad. Geen buitenwijken, maar volwaardige steden moesten het worden, nieuwe steden. Het werden er vijf, voor in totaal een miljoen inwoners. Terwijl op straat de studentenprotesten woedden, tekenden modernistische stedenbouwkundigen met zelfverzekerde pennenstreken nieuwe straten, wegen, stations, parken, flats en winkelcentra. En omdat de band met Parijs sterk moest zijn, werden de villes nouvelles met dunne draden van asfalt en staal verbonden met de stad.

            Wanneer je over een van die draden de RER neemt naar ville nouvelle Marne-la-Valleé, maakt het spoor als je de peripherique al een tijdje achter je gelaten hebt een grote boog, alsof het je de gelegenheid wil geven je bestemming vanachter het bekraste raam alvast in ogenschouw te nemen. Precies op dat punt zie je, in de verte, een gebouw oprijzen uit de omringende stad. Het is geen toren, daar is het niet hoog genoeg voor, meer een massief blok. Van dichterbij doet het denken aan een gigantische, ineengedoken Transformer, die ieder moment met hartverscheurend geraas en gekraak op zou kunnen staan om met zijn stramme leden koers te zetten richting Parijs. Dat is Les Espaces d'Abraxas.

 

 

Het project is ontworpen door de Catalaanse architect Ricardo Bofill en zijn bureau Taller de Arquitectura, dat in de jaren zeventig meerdere grootschalige woningbouwprojecten in Frankrijk ondernam. Les Espaces d'Abraxas bevat bijna 600 woningen en is een ensemble van drie gebouwen: paleis, theater en triomfboog. Het theater is een halve cirkel van negen verdiepingen. Het veel hogere paleis ligt ertegenover, is gebouwd in een u-vorm en zo groot dat het via interne straten ontsloten wordt. Midden in de ruimte die theater en paleis samen vormen staat de veel kleinere triomfboog. Het is het brandpunt van de compositie en bevat 20 woningen.

            Het ensemble werd tussen 1978 en 1983 geconstrueerd en is een onmiskenbaar postmodern bouwsel. De gebouwen en hun details grijpen terug op klassieke elementen, zoals een verticale driedeling van de gevel en kolommen die de gevels ordenen. Tegelijkertijd worden ze vervormd tot vreemde proporties. Bij nader inzien dragen de kolommen de gevels van het paleis niet. Hun middenstuk ontbreekt namelijk, iets wat plagerig benadrukt wordt door een holle schacht waar normaal gesproken de kolom zou doorlopen. En in het theater zijn de kolommen spiegelende, in glas gevatte erkers geworden, die omhoogschieten tot ze op de bovenste verdieping een halt toegeroepen worden door als kroonlijst vermomde balkons.

            Bofills eclectische postmodernisme grijpt terug op het neoclassisme, dat inspiratie vond in de Renaissance, dat op zijn beurt de Romeinse en Griekse architectuur als uitgangspunt genomen had. De echokamer van de geschiedenis spuugde uiteindelijk Les Espaces d'Abraxas uit, en niemand weet precies met wat voor beest we hier te maken hebben.

 

 

De eerste keer dat ik het complex bezoek, is op een warme maandagochtend in juli. Het metrostation komt uit in een groot winkelcentrum, dat toegang geeft tot een parkeergarage, via wiens uitgang je Abraxas kunt betreden. Het is een desoriënterende route door een onverschillig landschap. Als je de juiste uitgang gevonden heb, bots je toch nog abrupt tegen het gebouw aan. Ik denk aan het woord ‘Abraxas’. Het verwijst naar gegraveerde oud-Egyptische stenen, en is een van de mogelijke stammen van de spreuk ‘abacadabra’.

            Bewust van zijn symbolische ligging op de grens van Marne-la-Valleé besloten de ontwerpers dat het gebouw het beginpunt van de nieuwe stad moest signaleren – een massief betonnen markering die zijn neus boven het maaiveld uitsteekt, een enkel basaltblok in de branding. Zijn monumentaliteit openbaart zich echter niet alleen van buiten, maar ook in en tussen de gebouwen. Hoewel dit gewicht normaal gesproken voorbehouden is aan paleizen, theaters, stadhuizen, kortom: publieke gebouwen, wilden de ontwerpers van Abraxas juist een monument maken voor het alledaagse, private bestaan. Voor slapen, douchen en koken, muziek luisteren in een raamkozijn, doelloos rondhangen, zijdelingse begroetingen in een portiek. Het dagelijkse leven moest worden opgetild door het niet in een banale setting te situeren, maar het juist plaats te laten vinden in buitengewone ruimtes met fantastische vormen. ‘Everyday life will take the center of the stage’, aldus Bofill.

            Zou het alledaagse leven deze monumentalisering verdragen?

Les Espaces d’Abraxas is geen onverdeeld succes. Na optimistische wittebroodsjaren raakt het complex in de jaren negentig in opspraak. De geïsoleerde ligging tussen parkeerplaats en snelweg wreekt zich en door een gebrek aan onderhoud worden de buitenruimtes verwaarloosd. De middenklasse trekt weg en het gebouw wordt steeds vaker in één adem genoemd met de problematische grand ensembles uit de jaren zestig in de banlieues van Parijs. Er gaan stemmen op om Abraxas te slopen. Tegenwicht komt van de bewoners, die zich organiseren in een actiegroep voor het behoud van hun woningen. Ze zetten zich in voor het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimtes en organiseren activiteiten in en om het gebouw. Er gaat een aanvraag voor monumentstatus de deur uit. En er is een website die dit alles uitgebreid documenteert. Op een van de pagina’s staat een reeks foto’s van Abraxas in de sneeuw. Het is avond, overal in het hof zijn gele lichten aangesprongen. Een enkel voetspoor slingert zich door het witte poeder.

            Toen ik vele jaren geleden in Berlijn woonde, had ik een klein appartement met een hoog plafond en een krakende houten vloer in een Hinterhaus, waar je via een hof toegang toe kreeg. Ik maakte er mijn eerste koude continentale winter mee. Het sneeuwde vaak. Op den duur smolt de sneeuw in de stad weer en vormde samen met de modder eronder een vieze bruine drab, die na verloop van tijd via gaten naast de weg wegspoelde. In mijn hof bleef de sneeuw altijd een paar dagen langer liggen. Onverstoorbaar.

 

 

Abacadabra, ik prevel de woorden voordat ik via een opening in het paleis het hof betreed. Half verwacht ik dat er iets spectaculairs zal gebeuren, of in ieder geval iets onverwachts, maar in het hof roert zich niets. Zoals je ogen soms moeite hebben om de dingen te ontwaren wanneer je op een zonovergoten dag een donkere kamer betreedt, zo hebben mijn zintuigen een poosje nodig voor ze scherpgesteld zijn op het gebouw dat mij nu omringt. Na een paar ogenblikken blijkt het hof niet zo roerloos als gedacht. Een drietal duiven zeilt hoog tussen de gebouwen rond, hun vleugels trekken kromme lijnen tussen de gevels. Zo nu en dan strijken ze neer op een betonnen richel, maar nooit voor lang. Via openstaande ramen druppelen huiselijke geluiden het hof in. Het rinkelen van vochtige borden die in een kast gezet worden, een gedempt gesprek bij het ontbijt, Franse hiphop, een föhn.

            Ik denk aan entresort, dat in het Nederlands diorama betekent, de driedimensionale voorstellingen van bijvoorbeeld opgezette dieren in hun natuurlijke biotoop, of, op schaal, kijkdozen met uiteenlopende onderwerpen. ‘Entre’ betekent naar binnen gaan, ‘sort’ vertrekken. Je betreedt een plek, je verlaat een plek. Ben ik ongemerkt van de kaart afgestapt, en naar binnen gegaan in een onbekende samenballing van tijd en ruimte?

 

Les Espaces D’Abraxas is niet alleen een reële plek, maar ook een fictieve bestemming. Het gebouw duikt op in de Hunger Games-trilogie, en in Brazil, een film van Terry Gilliam uit 1985. In die laatste wordt de weinig ambitieuze bureaucraat Sam Lowry, gespeeld door Jonathan Pryce, op pad gestuurd om een foutieve arrestatie te onderzoeken in een dystopische wereld die volautomatisch geregeerd wordt door ondoorzichtige systemen. Het appartement van Lowry is hoog in het paleis gesitueerd, de triomfboog treedt op als toegang tot een herdenkingsdienst en wanneer Lowry op zoek gaat naar de familie van de onterecht gearresteerde man volgt een achtervolgingsscène waarin een interne straat in het paleis opgerekt wordt tot een eindeloze sloppenwijk.

            Zoals Bofill de klassieke ordes absorbeert en vervormt, zo manipuleert Gilliam de ervaring van het gebouw. Abraxas wordt in stukken gebroken en anders aan elkaar geplakt, het wordt opgerekt tot een volledig filmisch universum, een boze droom met ontploffende auto’s en smerig beton en bordkartonnen appartementen waar naar believen gaten uit gezaagd worden; een onheilspellend spiegelpaleis waarin toeschouwer en protagonist verstrikt raken.

            De theatrale kwaliteiten van het project zijn niet per toeval ontstaan. ‘Ik dacht altijd aan stedelijk leven, en het leven in het algemeen, als theater’, zegt Ricardo Bofill in een interview, en: ‘op een gegeven moment wilde ik anderen laten zien hoe je ruimte kan theatraliseren. Abraxas was een bewuste poging deze theatraliteit te erkennen en te cultiveren’.

Hij neemt dat allereerst letterlijk. Het ensemble is zo geplooid dat ze een Romeins theater vormt. De boog van het theater omvat een amfitheater dat met luie treden omlaag trapt. Als je hierop plaatsneemt, met de halve cirkel van woningen met ver daarachter Parijs in de rug, dan bevindt zich voor je het podium, geschraagd door de triomfboog en met daarachter het imposant opdoemende paleis.

            Maar ook de gevels met hun spel van verwijzingen zijn uitgesproken theatraal. Zo’n complexe vormentaal is geen vanzelfsprekendheid bij de lage budgetten van sociale woningbouw. Dat is een verdienste van de Taller de Arquitectura, die in de jaren zeventig uitvoerig experimenteerde met de mogelijkheden van geprefabriceerd beton. Alle bouwdelen konden in de fabriek gemaakt worden. Dit maakte een grote verscheidenheid aan elementen met een hoge betonkwaliteit mogelijk. Door het toevoegen van verschillende pigmenten bestaan de gevels uit allerlei schakeringen roze. Terughoudend, in het warme grijs van het exterieur, tot heel uitgesproken, in het hard oranjeroze van de binnenstraten in het paleis, die in combinatie met de planten die de galerijen sieren een mediterrane atmosfeer krijgen.  De expressieve vormentaal van de gebouwen en hun gevels maken een machinale indruk. Het lijkt een complex apparaat waarin ieder onderdeel zijn eigen unieke functie heeft. Maar ook dit is theater, want achter al die gevels schuilt telkens hetzelfde: woning na woning na woning.

Triomfboog. © Anne Dessing

 In zijn essay ‘Over theatraliteit’ schrijft architectuurtheoreticus Bart Verschaffel: ‘Het theater is niet het andere van de realiteit, maar zijn verdichting en verheviging.’ En even later:

 

‘De vraag naar de theatraliteit is niet de vraag hoe de echte wereld en de fictie zich verhouden, maar naar de hoedanigheid van het werkelijke en de plaats van het plechtige. Het theatrale is geen leugen en geen utopie, maar een gespeeld verhevigde werkelijkheid, die de dingen en de levens waar of wezenlijk maakt, zonder ze een doel te geven of ze te verbeteren.’

 

Het lijkt een treffende beschrijving van het theater van Abraxas. Het leven wordt misschien niet verbeterd, maar de werkelijkheid waarin het zich afspeelt, tekent zich scherper af. Want de enige middelen die Bofill inzet om de gemeenschap van bewoners te verheffen, zijn formele.

            Zijn architectonische verwijzingen naar een geïdealiseerd verleden toereikend om een leven beter te maken? Tony Schuman maakt in zijn ‘Utopia Spurned’ de vergelijking met een reeks Franse utopische projecten die eenzelfde maakbaarheidsideaal uitdroegen. Maar, zo stelt hij, zij zetten altijd een combinatie van middelen in: verwijzingen naar heroïsche architectuur werden gecombineerd met in architectuur gevatte ideeën over sociale en politieke verhoudingen en er werden uiteenlopende collectieve, publieke functies in opgenomen voor de gemeenschap die ze huisvestten. Bofill heeft enkel de woning.

 

Een man op slippers met een plastic boodschappentasje komt uit een van de poten van de boog naar buiten. Ik overweeg hem te vragen hoe het is om in het brandpunt van deze compositie te wonen, maar hij is al weg, opzij het theater uitgeschuifeld. Ik beeld me in dat hij het gewicht van de ambities van de architect meetorst op zijn gebogen schouders.

            Er is meer beweging in en om de gebouwen. Die concentreert zich langs de randen van het theater, bijna niemand waagt zich in de open ruimte. Gezinnen in badkleding verdwijnen in verschillende portieken. Honden worden uitgelaten. Er klinkt muziek. Het komt van een groep jonge mannen die zich ophoudt in de straat die het paleis doorkruist. Ombeurten rappen ze mee. Een hond danst om hun enkels en bedelt om aandacht. Maar het podium blijft leeg. Tot een sliert rondrennende kinderen plotseling de open ruimte doorkruist. Even snel als ze opdoken zijn ze ook weer verdwenen. De echo’s van hun hoge stemmen blijven nog even hangen in het hof.

            Hoe langer ik scherpstel op de binnenruimte, hoe meer de stad eromheen wegvalt. Heel zachtjes hoor ik de auto’s op het asfalt van de weg die zich langs de gebouwen naar Parijs slingert, maar ik kan me de realiteit buiten deze ring van gebouwen steeds moeilijker voorstellen. Ik realiseer me nu dat de vergelijking met de piramides onjuist was. Hun mystiek houd je ten alle tijden op afstand. Ook de gebouwen van Abraxas blijven ongrijpbaar, als een verzameling buitenproportionele, geornamenteerde kiezels, producten van een vervlogen cultuur. Maar in plaats van je af te stoten word je deelgenoot van het theater, toeschouwer en toneelspeler tegelijk. Abraxas slokt je op, en schept zijn eigen werkelijkheid.

Deze tekst kwam tot stand in het kader van een residentieproject van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren in samenwerking met de stichting Biermans-Lapôtre.

 

 

Kom alles te weten over het residentieproject van deBuren! Benieuwd wat de medereizigers van Sereh schreven in Parijs? Lees hier hun teksten.

© Marianne Hommersom

Sereh Mandias combineerde een studie wijsbegeerte met bouwkunde. De thema's in haar werk zijn architectuur en de stad: voorheen als chef architectuur en stedelijke ontwikkeling van Rotterdams online tijdschrift Vers Beton, nu als docent en onderzoeker bij de leerstoel Interiors Buildings Cities (faculteit Bouwkunde, TU Delft), redacteur van podium voor stadscultuur De Dépendance en mede-oprichter van architectuurpodcast Windoog.

 

In haar Parijsteksten bestudeert Sereh Mandias de relatie tussen privé en publiek in grootstedelijke woning(complex)en. 'Huiselijk geluk' gaat over wat een huis tot een thuis maakt. Die tekst verscheen op de website van Maand van de Geschiedenis, en een (Franstalige) herbewerking verscheen in druk in Septentrion. 'Monumentale alledaagsheid' is een ode aan het woningencomplex Espaces d'Abraxas.