Literaire hink-stap-sprongherinneringen

Datum 22 april 2018

Zondag 22 april vierde het In Flanders Fields Museum (IFFM) het twintigjarig bestaan. Daarbij werd ook citybooks Ieper in de kijker gezet, waarvoor het IFFM samen met deBuren vijf auteurs en een fotograaf uitnodigde voor een residentie in de stad. Een publicatie met de citybooksverhalen en foto's werd aan het publiek gepresenteerd. Hier lees je de feestelijke toespraak van Willem Bongers-Dek (deBuren).

Een beeld van Oliver Leu op de cover de gebundelde citybooks over Ieper

Geachte minister-president Bourgeois, burgemeester Durnez en schepen en bestuursvoorzitter Verschoore,Beste vrienden en collega’s van In Flanders Fields Museum,Geachte dames en heren,

 

 

‘Ineens ben ik ruim zestig jaar terug in de tijd, ik ben elf jaar oud, misschien twaalf. Ik ben een jongen in een korte broek, ik wrik loden deklagen van daken af, ik sta in een keuken gebogen over een pannetje waarin stukjes lood langzaam smelten. (…) We moesten langzaam en voorzichtig gieten, de stank en het gewalm waren hevig. Dan een minuutje wachten, de mal openklappen en daar was een blinkend, licht grijs glimmend figuurtje. (…) Soldaten, indianen, ridders, mitrailleurs.’

Ieper is de tweeëntwintigste stad van de achtentwintig steden waar we citybooks hebben geproduceerd. Ik durf wel te zeggen dat ons residentieproject hier een van de meest beklijvende invullingen heeft gekregen in de bijna tien jaar dat ik hieraan mag werken. Direct bij aanvang besloten we om volop in te zetten op de internationale inbedding van het project en alle verhalen als webtekst, podcast (luisterboek) en e-book beschikbaar te maken in het Nederlands, Engels, Frans en Duits.

 

Binnen citybooks nodigen we altijd een Vlaming en een Nederlander uit, daarnaast overleggen we met de lokale partner over de overige uitnodigingen. Al gauw bleek dat we in Ieper niet alleen het sluimerende culturele geheugen wilden activeren maar het vooral wilde aanvullen met onbekende en vaak onderbelichte perspectieven, om via de literatuur en de fotografie ons repertoire aan herinneringen uit te breiden.

Zo nodigden we, naast Kees ’t Hart, de Algerijnse grand dame Maïssa Bey uit, verliet Dermot Bolger voor het eerst in twintig jaar zijn Dublin, zakte de Palestijns-Syrische dichter Ghayath Almadhoun vanuit Zweden – waar hij asiel vond – af naar de Westhoek, nodigden we de Duitse fotograaf Oliver Leu uit en schreef de Vlaamse schrijfster Catherine Vuylsteke fictieve brieven van een Indiase soldaat in 1914-1915.

 

 

'Ieper is de begraafplaats van veel verhalen. Europeanen, Amerikanen, Afrikanen, Aziaten en lui uit Australië en Nieuw-Zeeland, ze werden hier een eeuw geleden gelijk in de dood. Ook 1,2 miljoen Indiërs werden naar WOI gestuurd, 77.000 van hen belandden aan het Westelijk front in Europa en één op tien daarvan zou nooit meer vertrekken.' (Catherine Vuylsteke, Poste restante)

 

In haar citybook Poste restante laat zij ons kijken door de ogen van onverwachte bezoekers als Mir Dast en Mir Mast – een oorlogsheld en een deserteur. Ze concludeert: ‘Ieper is de begraafplaats van veel verhalen. Europeanen, Amerikanen, Afrikanen, Aziaten en lui uit Australië en Nieuw-Zeeland, ze werden hier een eeuw geleden gelijk in de dood. Ook 1,2 miljoen Indiërs werden naar WO I gestuurd, 77.000 van hen belandden aan het Westelijk front in Europa en één op tien daarvan zou nooit meer vertrekken.’

 

 

'Ik heb tijd, veel tijd nodig gehad voordat ik besefte dat Yber, dat woord dat ik zo vaak in mijn kindertijd hoorde, gewoon Ieper was, maar dan op zijn Algerijns uitgesproken door een oude vrouw die geen Frans las en het ook niet sprak en voor wie Franse medeklinkers nietszeggend waren.' (Maïssa Bey, Où sont allés les oiseaux?)

 

Evenals Catherine Vuylsteke gebruikt Maïssa Bey in haar citybook Où sont allés les oiseaux? ofwel Waar gingen de vogels heen? de briefvorm om herinneringen uit een ver verleden op te diepen. Aan haar dochter schrijft ze: ‘Ik heb tijd, veel tijd nodig gehad voordat ik besefte dat Yber, dat woord dat ik zo vaak in mijn kindertijd hoorde, gewoon Ieper was, maar dan op zijn Algerijns uitgesproken door een oude vrouw die geen Frans las en het ook niet sprak en voor wie Franse medeklinkers nietszeggend waren.’

Haar tekst smeedt een wreed familieportret met een grootvader die als zogenaamde ‘inheemse vrijwilliger’ in het 1e regiment van de Tirailleurs Algériens voor Frankrijks eer sneuvelt, een vader die jaren later in Algerije juist om het leven komt in zijn strijd tegen de Franse overheerser en talloze mogelijke kleinzonen- en dochters die op de vlucht zijn en hun graf vinden in de Middellandse Zee.

Een van de vluchtelingen die niet stierf in een oorlog en niet stierf onderweg naar Europa is dichter Ghayath Almadhoun, geboren in een vluchtelingenkamp in Damascus als kind van een Palestijnse vader en Syrische moeder. In zijn Arabischtalige citybook العربية [sjiezofrienje] ofwel Schizofrenie maakt hij ons deelgenoot van zijn gespletenheid als overlevende van een gasaanval in Syrië te midden van herinneringen aan de eerste gasaanval in Ieper op 22 april 1915:

 

'Het gas in de longen van hen die hier zijn gestorven vermengt zich met het gas in de longen van hen die een eeuw later zijn omgekomen in de buitenwijken van Damascus. Niemand heeft de les geleerd, niemand zal haar leren.' (Ghayath Almadhoun, العربية)

 

Die vraag, over identificatie met ongevoelde, onbekende pijn, hangt als een schaduw over het citybook van Dermot Bolger. Dat lezen we al meteen in de omineuze titel van zijn kortverhaal: The Unremembered ofwel Zij die niet herdacht worden. Hij maakt invoelbaar hoe de Ierse Onafhankelijkheid het onmogelijk maakte om te rouwen om het verlies van de Dublinse jongens die bij Passendale vochten voor de Britten. Tegen de achtergrond van de Eerste Wereldoorlog en de aanslagen van de IRA schetst Bolger hoe een dochter na jaren van verwijdering haar inmiddels bejaarde vader in Ieper terugvindt. Hij vertelt haar zijn levensgeheimen en bedenkt:

 

'Misschien blijft de kwaadaardigheid die door de oorlog werd ontketend zich ondergronds schuilhouden. Zelfs vandaag blijven er in Ieper slachtoffers vallen. Het gebeurt zelden maar het gebeurt: een aannemer die een fundering graaft of een boer die stoppels verbrandt. Duizenden onontplofte granaten blijven hun weg naar de oppervlakte zoeken.' (Dermot Bolger, The Unremembered)

Dermot Bolger bouwt zijn indrukwekkende verhaal zo zorgvuldig op, dat we aanvankelijk met onze handen in het haar zaten. Deze tekst was bijna drie keer langer dan gevraagd en zou wegens de vertalingen naar het Nederlands, Frans en Duits en de audio-opnamen in al die talen leiden tot een ontploffing van onze begroting. We besloten dan om een verkorte versie te vragen voor de website maar bieden u ter gelegenheid van deze feestdag graag op papier het volledige verhaal aan.

Dirk Clement interviewt Oliver Leu in de Ieperse bib.

In de publicatie die u straks bij het verlaten van deze zaal ontvangt staat ook een reeks van vierentwintig zwart-witfoto’s. Vier van deze foto’s vindt u op groot formaat in de inkom van Het Perron. Ze werden gemaakt door de Duitse fotograaf Oliver Leu.

Zijn foto's vormen een visueel onderzoek naar de manier waarop de Eerste Wereldoorlog aanwezig blijft in Ieper en omgeving. Leu fotografeert op geheel eigen wijze monumenten, begraafplaatsen en loopgraven. In andere foto’s verwijst hij op subjectief-poëtische manier naar het oorlogsverleden van deze streek.

 

Zo brengt een wolk de gifgasaanvallen in herinnering, evoceert een boom een explosie en roept de restauratie van een kerk associaties op met de wederopbouw van de kapotgeschoten stad. In de woorden van Wim Vanseveren, directeur van deBuren en zelf afkomstig uit het destijds zwaar getroffen Tielt:

Hoe langer je naar zijn foto’s kijkt, hoe meer je beseft dat ons verleden overal zichtbaar is – als je er maar oog voor hebt.’

 

Dames en heren, zoals u misschien in de gaten hebt, zou ik met gemak nog enige uren kunnen doorspreken over de fijne samenwerking en met name over de heerlijke gesprekken die ik mocht voeren met Piet Chielens en Annick Vandenbilcke. Ik zal dat niet doen. Ik heb de afgelopen jaren met veel plezier aan dit project gewerkt en ben onder de indruk geraakt van de vele activiteiten die het museum ontplooit. Met zijn beperkte staf en middelen bokst dit museum ver boven zijn gewichtsklasse. Als citybooks ook een instrument is om instellingen internationaal te benchmarken dan behoort Ieper voor mij tot de wereldtop. Ik feliciteer In Flanders Fields Museum van harte met het twintigjarig bestaan en spreek de hoop uit dat het museum opnieuw centraal zal staan bij de tweede eeuwherdenking van de Eerste Wereldoorlog.

 

Dames en heren, namens het Vlaams-Nederlands Huis deBuren bedank ik graag de schrijvers en vertalers die aan dit project meewerkten om ons verleden leesbaar te maken, de acteurs die hun stemmen aan ons leenden om de verhalen in vertaling hoorbaar te maken en de collega’s van In Flanders Fields Museum om dit alles mee mogelijk te maken. Bij het verlaten van deze zaal ontvangt ieder van u het eerste exemplaar van de gedrukte citybooks over Ieper. Ik gun u allen vele literaire hink-stap-sprongherinneringen.

Jetzt muss ich fort von hier, ik wens u veel luisterplezier bij het afscheidslied Morgen muss ich fort von hier en de toepasselijke foto met namen van gesneuvelde soldaten achter tralies, genomen door Oliver Leu op de Duitse militaire begraafplaats te Langemark.

 

- Willem Bongers-Dek

 

 

 

(c) Oliver Leu