Zo nodigden we, naast Kees ’t Hart, de Algerijnse grand dame Maïssa Bey uit, verliet Dermot Bolger voor het eerst in twintig jaar zijn Dublin, zakte de Palestijns-Syrische dichter Ghayath Almadhoun vanuit Zweden – waar hij asiel vond – af naar de Westhoek, nodigden we de Duitse fotograaf Oliver Leu uit en schreef de Vlaamse schrijfster Catherine Vuylsteke fictieve brieven van een Indiase soldaat in 1914-1915.
'Ieper is de begraafplaats van veel verhalen. Europeanen, Amerikanen, Afrikanen, Aziaten en lui uit Australië en Nieuw-Zeeland, ze werden hier een eeuw geleden gelijk in de dood. Ook 1,2 miljoen Indiërs werden naar WOI gestuurd, 77.000 van hen belandden aan het Westelijk front in Europa en één op tien daarvan zou nooit meer vertrekken.' (Catherine Vuylsteke, Poste restante)
In haar citybook Poste restante laat zij ons kijken door de ogen van onverwachte bezoekers als Mir Dast en Mir Mast – een oorlogsheld en een deserteur. Ze concludeert: ‘Ieper is de begraafplaats van veel verhalen. Europeanen, Amerikanen, Afrikanen, Aziaten en lui uit Australië en Nieuw-Zeeland, ze werden hier een eeuw geleden gelijk in de dood. Ook 1,2 miljoen Indiërs werden naar WO I gestuurd, 77.000 van hen belandden aan het Westelijk front in Europa en één op tien daarvan zou nooit meer vertrekken.’
'Ik heb tijd, veel tijd nodig gehad voordat ik besefte dat Yber, dat woord dat ik zo vaak in mijn kindertijd hoorde, gewoon Ieper was, maar dan op zijn Algerijns uitgesproken door een oude vrouw die geen Frans las en het ook niet sprak en voor wie Franse medeklinkers nietszeggend waren.' (Maïssa Bey, Où sont allés les oiseaux?)
Evenals Catherine Vuylsteke gebruikt Maïssa Bey in haar citybook Où sont allés les oiseaux? ofwel Waar gingen de vogels heen? de briefvorm om herinneringen uit een ver verleden op te diepen. Aan haar dochter schrijft ze: ‘Ik heb tijd, veel tijd nodig gehad voordat ik besefte dat Yber, dat woord dat ik zo vaak in mijn kindertijd hoorde, gewoon Ieper was, maar dan op zijn Algerijns uitgesproken door een oude vrouw die geen Frans las en het ook niet sprak en voor wie Franse medeklinkers nietszeggend waren.’