'Het is net God die je toespreekt’, merkt Sander op. Een halve eeuw nadat Claus dit massieve portaal bezette ter verdediging van artistieke vrijheid, is hij er teruggekeerd. Curator Marc Didden stelde naar aanleiding van zijn tienjarig overlijden een tentoonstelling samen, uitdrukkelijk niet over, maar voor de auteur: ‘Hugo Claus, con amore’. Aan de hand van negen knooppunten worden Yelena, Sander en ik uitgenodigd mee te stappen in het bedwelmende aura van Claus. Didden slaagt er bijzonder wel in de auteur in al zijn uitzonderlijkheid te vatten, voelbaar te maken, misschien zelfs aanwezig te stellen. De tentoonstelling bindt beeldend werk, theater en literatuur op een organische manier aan elkaar vast. Op de achtergrond doemt een beeld op van het wonderkind dat zich nooit liet beperken tot één register, medium of verwachting.
Een bijzondere plek kreeg het kleine boekje dat Jan Vanriet hem toestopte, toen Claus in 2003 in het ziekenhuis moest verblijven. Van kaft tot kaft vormen 109 pentekeningen een herkenbare maar tegelijk verrassende wereld van suggestiviteit, spel en kwetsbaarheid. Sprekend is vooral de lege pagina naast elke tekening, waar een gedicht van Claus tot nog toe ontbreekt. Daar brachten en brengen deBuren en BOZAR alsnog verandering in. Gulzig naar zijn taal, komen we dag op dag, precies 10 jaar na Claus’ overlijden samen in de Brusselse cultuurtempel. Verwonderd luisteren we naar dichters Paul Bogaert, Dean Bowen en Dominique De Groen die uitgenodigd werden om op hun beurt aan de slag te gaan met de nagelaten tekeningen. De tekst van Marieke Lucas Rijneveld werd voorgedragen door Willem Bongers-Dek. De nieuwe gedichten die de afbeeldingen mogen flankeren zijn in hun diversiteit even weerbarstig en experimenteel als occult en zonderling. Het is duidelijk hoe ieder een heel eigen weg zoekt in het spiegelpaleis Claus waar het licht alle richtingen op kaatst.