De allerlaatste punt

Datum 16 juni 2009

En toen verstomden plots alle geluiden en stopte de wind met waaien. Hugo Claus is overleden. De Vlaamse literatuur is haar vader verloren. Ik had niet verwacht dat het me zo diep zou raken. Toen ik het nieuws hoorde, gingen alle haartjes op mijn armen rechtstaan.

En toen verstomden plots alle geluiden en stopte de wind met waaien.

Hugo Claus is overleden. De Vlaamse literatuur is haar vader verloren.

Ik had niet verwacht dat het me zo diep zou raken. Toen ik het nieuws hoorde, gingen alle haartjes op mijn armen rechtstaan.

Dit is mijn eerste herinnering aan Claus: ik ben zestien en zit op een harde donkerbruine stoel in een klaslokaal waarvan de muren grijs en vochtig zijn. De lerares Nederlands draagt een roze mantelpakje en houdt in haar handen een vel papier met daarop een gedicht. Ze leest voor:

Mijn letters zijn: West-Vlaanderen duin en polder.

Ik verdrink in u,land. gij wordt een gong in mijn schedel en somslater in de haveneen kinkhoorn: mei en kever. duistere lichteaarde.

Toen het gedicht ten einde was, vertelde de lerares niet over de poëzie van Claus. Ze wist ons wel mee te delen dat Claus een West-Vlaming was en hoe trots wij, West-Vlaamse meiden, daar moesten op zijn.

Het was niet dat wat me interesseerde. Het was het gedicht dat bleef nazinderen, als een gong in mijn schedel.

's Avonds fietste ik naar de lokale bibliotheek, en daar vond ik een lange rij romans van Hugo Claus, maar geen poëzie. Zo kennen we Vlaanderen ook wel weer: trots op zijn helden, dat wel, maar ook weer niet té trots, en poëzie, dat is toch meer iets voor intellectuelen, mijnheer, en van zo ne slimme mens gelijk Hugo Claus zullen dat toch wel allemaal wreed moeilijke gedichten zijn.

Niets is minder waar. Soms smaakt de poëzie van Claus als een dure, oude wijn: niet voor iedereen bestemd, en vooral rustig op te drinken en te savoureren. Maar het overgrote deel van zijn poëzie is toegankelijker dan een huis zonder deuren. Als u Claus wil leren kennen, lees dan zijn gedichten, en vooral zijn liefdesgedichten.

Claus was een man die hield van graag zien - dat voel je, ruik je, proef je in elke letter van zijn liefdespoëzie. Geen dichter heeft zinnelijker dan Claus beschreven wat het betekent om lief te hebben, te verlangen, te begeren:

Zij nadert in vouwen en in schicht,

In hitte, in hars, in klatering,

Terwijl in staat van begeerte,

Gestrekt als een geweer en onherroepelijk

In staat van aanval en van moord ik

Omvat, doorploeg en vel,

Gebogen, geknield, het geurend dier

Tussen de lederzachte knieën.

Wat onbeschrijfelijk is, namelijk de liefde, heeft Claus als geen ander op papier weten te zetten. En het was de liefde die Claus dreef, zeggen mensen die het kunnen weten: de liefde voor vrouwen, de liefde voor lekker eten, de liefde voor de kunst, de liefde voor het leven tout court.

Het was ook de grote liefde voor het leven die Claus deed besluiten om zelf het moment te bepalen waarop hij afscheid wilde nemen. Sterven als een oud, ziek mannetje was niet aan hem besteed. Over zijn herinneringen was een dikke laag stof neergedaald, en zo wilde hij niet verder. Taal en verbeelding zijn de grondstoffen waarmee schrijvers hun wereld bouwen, en Claus had over beide de controle verloren. Dan liever stilte; dan liever geen woorden meer. Hugo Claus was schrijver tot het bittere einde: hij zette zelf zijn allerlaatste punt.

De Vlaamse literatuur is niet dood en begraven met het heengaan van Hugo Claus, maar ze blijft wel verweesd achter. Maar het was de meester zelf die ons gezegd heeft niet te treuren: 'als dan het koperen keteltje vol as/van wat ik was wordt leeggeschud/over het geduldig gras,/mijn lief, sta daar niet voor schut/en veeg de rimmel van je wangen.

Hugo Claus is niet meer, maar zijn monumentale oeuvre blijft schitteren als de zuiverste parel uit de schatkist van de Vlaamse literatuur. Wat overblijft is zijn werk; wat overblijft is altijd weer de liefde: Nu nog terwijl de bijen van de dood om mij zwermen/Proef ik de honing van haar buik.

Een goede reis, meester.