Een cultuurstrijd

Datum 16 juni 2009

Veel erger kun je het inderdaad niet bedenken als je iemand wil diskwalificeren voor het presidentschap: "Hij is een dichter, geen vechter." Aldus een vakbondsleider in Ohio in de toespraak waarmee hij Hillary Clinton moest aankondigen en en passant zo veel mogelijk schade trachtte toe te brengen aan Barack Obama.

Veel erger kun je het  inderdaad niet bedenken als je iemand wil diskwalificeren voor het presidentschap: "Hij is een dichter, geen vechter." Aldus een vakbondsleider in Ohio in de toespraak waarmee hij Hillary Clinton moest aankondigen en en passant zo veel mogelijk schade trachtte toe te brengen aan Barack Obama. Het zegt uiteraard veel over het imago van de dichtkunst (en niet alleen in vakbondskringen, valt te vrezen), maar het pas ook perfect in het verhaal dat zijn tegenstanders graag ophangen over Obama: veel woorden, maar geen daden. Woorden zijn voor Obama echter veel meer dan... woorden.  Ze staan voor een cultuurstrijd die de Amerikaanse samenleving niet alleen wil inspireren, maar vooral ook transformeren.

Gelogen is het trouwens allerminst dat Obama een dichter is. Of hij er zich vandaag nog mee bezighoudt weet ik niet. Maar in de vroege jaren tachtig  publiceerde hij enkele gedichten in een universiteitsblad en  zoals alles wat hij ooit zei of deed  zijn ook deze verzen intussen aan nauwgezette close-reading onderworpen. The New Yorker vroeg zowaar het oordeel van Harold Bloom, al meer dan een halve eeuw hoogleraar in Yale en wellicht de bekendste po?ziecriticus van het land. Een heel groot dichter is aan Obama waarschijnlijk niet voorbij gegaan, aldus Bloom, maar talent had hij heel zeker wel. Zijn werk geeft blijk van "a kind of humane and sad wit". Zeldzame kwaliteiten, voorzeker, bij politici al helemaal.

En het was dus meer dan een post-puberale bevlieging. In nagenoeg elke speech die ik van Obama hoorde, had hij het over po?zie. Niet dat hij zijn publiek lastig valt met beschouwingen over het liggend streepje bij Emily Dickinson of de metaforen van Langston Hughes. Maar keer op keer benadrukt hij het belang van de dichtkunst, de literatuur en de kunsten in het onderwijs. Op een eerste niveau past dat in een heel concreet politiek punt dat hij tracht te maken: het onderwijs dreigt ook hier te veel gestandaardiseerd te geraken, waardoor leraren enkel nog aandacht kunnen en durven besteden aan onderwerpen die in het eindexamen aan bod zullen komen.  Leraren moeten volgens Obama niet enkel "teach to the test", zij moeten systematisch aandacht besteden aan po?zie, literatuur,  muziek, kunst en wetenschap. Het is een strijd tegen de onderwijsbureaucratie en voor creativiteit  die ook in de Lage Landen aan de orde van de dag is, al heb ik nog geen enkele politicus gehoord die er een vast campagnepunt van maakt.

Dat Obama dat wel doet, heeft alles te maken met de kern van zijn boodschap. Dit land heeft alleen een toekomst als het ten volle voor kwaliteit en creativiteit durft kiezen. Dat lijken gemeenplaatsen, maar Obama vult die, voor een politicus, verrassend in. Hij belooft niet alleen veel, hij vraagt nog meer. Studeren wil hij veel goedkoper maken. Maar in ruil moeten studenten wel iets terugdoen: vrijwilligerswerk, een vreemde taal leren (sic!), dienst nemen in het Peace Corps... "Amerika investeert in jullie, jullie investeren in Amerika." Cynici merken dan op dat dit niet veel meer is dan een update van "Vraag niet wat Amerika voor jou kan doen, maar vraag wat jij voor Amerika kunt doen" van J.F. Kennedy. Inderdaad. Maar Kennedy zei dat 45 jaar geleden.  De burgerzin en het verantwoordelijkheidsgevoel  zijn er bij de kinderen en kleinkinderen van de babyboomers gemiddeld niet op vooruitgegaan. En dat maakt dat Obama in wezen een cultuurstrijd voert in een tijdsgewricht dat daar enerzijds om smeekt maar waarin het tegelijkertijd alles behalve cool  is om dat te doen.

Typerend en eveneens vaste prik in zijn toespraken is het zinnetje over videospelletjes. Het leven van scholieren en studenten mag niet alleen bestaan uit videospelletjes spelen en tv-kijken, aldus Obama. Ze moeten leren harder te werken. Kwam hem op forse kritiek van hardnekkige gamers te staan, maar zij hadden zijn punt niet goed begrepen, denk ik.  Hardnekkigheid waardeert Obama immers wel. In een land waarin steeds meer jongeren vinden dat ze gewoon recht hebben op goede punten, een spannende baan en een groot huis, komt Obama met de verbijsterend eenvoudige en tegelijkertijd schokkende boodschap: er moet gewerkt worden. Harder gewerkt.

Politici die een mentaliteitswijziging ambi?ren spelen een moeilijk en gevaarlijk spel. Niet alleen is de macht van de politicus op dat gebied erg beperkt, hij dreigt ook ? zie Balkenende ? over te komen als een pedante zeur. Niet zo Obama: bij het dozijn toespraken dat ik van hem hoorde werd er steevast het hardst geapplaudiseerd en  gejuicht bij net deze cultuurstrijdpassages. Het is lang niet zeker dat Obama ook president wordt straks, maar dat hij zo ver is geraakt met een programma dat evenveel vraagt als belooft stemt hoopvol. Nu maar hopen dat ook deze craze overwaait naar Europa.