Wat is er aan de hand in Nederland?

Datum 16 juni 2009

Wat is er aan de hand in Nederland, is de vraag die je als Nederlander in het buitenland kunt verwachten zodra je het waagt je nationaliteit kenbaar te maken. Bij ieder nieuw incident, of het nu het paspoort van Ayaan Hirsi Ali is, de aangekondigde film van Geert Wilders of de boom van Anne Frank, staan de buitenlandse correspondenten op te stoep met dezelfde vraag.

Wat is er aan de hand in Nederland, is de vraag die je als Nederlander in het buitenland kunt verwachten zodra je het waagt je nationaliteit kenbaar te maken. Bij ieder nieuw incident, of het nu het paspoort van Ayaan Hirsi Ali is, de aangekondigde film van Geert Wilders of de boom van Anne Frank, staan de buitenlandse correspondenten op te stoep met dezelfde vraag. Juist Nederland gold als een land dat alle oude vragen van nationale identiteit en de integratie van minderheden sinds decennia ver achter zich had gelaten. Waarom worden ze nu in dit land van vrijheid en tolerantie ineens weer heel erg pregnant gevonden? Om dit te begrijpen, moet je, denk ik, eerst eens goed kijken naar het zelfbeeld van de Nederlander, dat nu aan gruzelementen ligt.

In mijn essay Onredelijkheid probeer ik erachter te komen waarom de grote idealen van na de Tweede Wereldoorlog nu door zoveel mensen in de West-Europese landen als tragisch onvolkomen en zelfs als uiterst schadelijk worden beschouwd. Ik groeide op in de zeventiger en tachtiger jaren. De algemene verwachting was dat we ons los zouden maken aan een verkeerd of achterhaald soort verbondenheid, en op zouden gaan in een nieuwe, betere gemeenschap. Allereerst bestond er een wijdverspreid en breed gedragen geloof in een verdere eenwording van Europa. Niet alleen zou de Europese Unie van groot economisch belang zijn, maar de eenwording zou ook voorgoed een eind kunnen maken aan nationale naijver. Na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog diende alles wat met nationalisme van doen had met de grootst mogelijk achterdocht bekeken te worden. In mijn land bestond, vanwege de aard van onze geschiedenis toch al geen sterke traditie van nationalisme en lange tijd beschouwden de Nederlanders, denk ik, de Europese Unie als een soort Republiek der Nederlanden in wording, een goedmoedig collectief zonder de scherpe kantjes van de natiestaat, die de hardhandig geleerde lessen over de duistere gevolgen van nationale hoogmoed en koloniale hoogmoed over de wereld zou verspreiden. Ten tweede bestond er een iets minder breed gedragen, maar toch algemeen geaccepteerd geloof in het multiculturalisme als een kracht die zou afrekenen met alle gevoelens van culturele en raciale superioriteit. In een multiculturele samenleving was eenvoudigweg geen plaats voor nationale trots. Dat gold als een achterhaald begrip. De verwachting was dat we de behoefte aan een nationale identiteit zouden overstijgen.

De derde grote verwachting die mijn jeugd domineerde, was dan ook de complete secularisatie van de Nederlandse samenleving. Godsdienst werd door steeds meer mensen beschouwd als een reliek, een formidabel gepasseerd station. Op een dag zouden alle kerken leeg zijn en zou de laatste gelovige zich bevrijden van de ketenen van de geïnstitutionaliseerde godsdienst.

Wanneer je erop terugkijkt, is het niet zo moeilijk om te zien dat dit proces van ontzuiling en het vervangende geloof in de vrijheid van het individu een erosie van het idee van gemeenschap met zich meebrachten. De idealen en verwachtingen die mijn vroege jaren domineerden ? het geloof in een verenigd Europa, in een multiculturele samenleving en in een voortschrijdend proces van secularisatie ? waren welbeschouwd allemaal idealen van transcendentie. Je moest een oude, vertrouwde werkelijkheid als het ware inruilen voor een betere, een hoge werkelijkheid. Maar wanneer je van dichtbij bestudeert, blijken ze helaas ook nogal vaag te zijn. Ze keerden zichzelf zelfverzekerd tegen het verleden, maar bleken ook bijna evangelisch in hun toekomstverwachtingen. Er was, anders gezegd, niet echt een behoefte om de details in te vullen. Deze idealen en verwachtingen zouden nieuwe gemeenschappen voortbrengen die in alle opzichten superieur zouden zijn aan de oude, achterlaten vormen van gemeenschap, zoals de religieuze zuilen en welke vorm van nationale identiteit dan ook. In die nieuwe gemeenschappen zou geen plaats meer zijn voor agressie en uitsluiting, voor gevoelens van religieuze of raciale superioriteit. Je zou ze bijna kunnen beschouwen als niet zozeer idealen van vernieuwing en vooruitgang, maar als een angstige ontkenning van menselijke neigingen en eigenschappen.

Toen deze idealen hun glorietijd beleefden, werd de buitenwereld niet gezien als een bedreiging, maar als iets dat erom vroeg gretig en innig in de armen gesloten te worden ? iets waar je jezelf helemaal in kon laten opgaan. Dat is nu voorbij. Het omgekeerde lijkt eerder het geval. Met het besef dat de wereld bedreigend en gevaarlijk kan zijn en globalisering, met massale immigratie als haar meest opvallende symptoom, juist een fatale erosie van iedere vorm van gemeenschap kan betekenen ? dat besef gaat gepaard met de schok dat Nederland, anders dan samenlevingen die wat traditioneler georganiseerd zijn, niet veel heeft om op terug te vallen.

Het is dan ook geen verrassing dat veel Nederlanders zich letterlijk bedonderd voelen door die idealen van eenwording en multiculturalisme, waarin ze zelf zo lang hebben geloofd. Juist datgene dat hen beloofde te bevrijden van de kwaden van het verleden wordt nu gezien als datgene dat hen onverhoeds aan diezelfde kwaden heeft uitgeleverd: religieus fundamentalisme, radicalisme en de haat tussen bevolkingsgroepen. Al die fenomenen hadden al lang verdwenen moeten zijn, maar nu blijkt ineens dat ze nooit helemaal zijn weggeweest ? ze hielden zich gewoon slapende. De Ander, die zo lang met open armen verwelkomd werd, wordt nu gezien als iemand die alles wat hem in naam van de individuele vrijheid wordt aangeboden, bruut afslaat. Hij straalt daarbij ook  eens een angstwekkend soort zelfbewustzijn uit, een agressief geloof in zijn eigen identiteit, terwijl de Nederlanders als zodanig zich nu juist van al dat soort overtuigingen bevrijd hadden.

Tegelijkertijd wordt het proces van globalisering, met een geldverspillende, bureaucratisch gehandicapte Europese Unie als een van haar meer concrete manifestaties, tegenwoordig gezien als een verdere bedreiging van enig geruststellend gevoel van nationale identiteit. Wat lang gezien werd als een voortdurende verbreding van onze horizon, wat gepaard ging met een groeiend gevoel van wereldburgerschap, wordt door steeds meer Nederlanders beschouwd als bedreigende inperking van de eigen, kleine wereld ? een grote, onpersoonlijke wereld die zich langzaam maar zeker meester dreigt te maken van onze kleine, vertrouwde levensruimte. En het zijn niet alleen de populistische politici die kiezers mobiliseren door in te spelen op hun herontwaakte angst om weggevaagd te worden door enerzijds de blinde krachten van de globalisering of anderzijds de totalitaire krachten van de politieke islam. Iemand als Paul Scheffer, auteur van Het land van herkomst,  spreekt consequent van een ,,gevoel van verlies'' ? waarmee hij niet alleen doelt op een gevoel van verlies bij de immigrant,  die zijn thuis heeft opgegeven om te leven en werken in een vreemd land, maar ook op een gevoel van verlies bij de mensen die al in dat land leefden, die hun vertrouwde wereld onder hun ogen hebben zien verdwijnen. Daarvoor is een hybride samenleving voor in de plaats gekomen, die, hoewel ze de uitkomst is van een proces dat alle enkele decennia gaande is, op veel Nederlanders en Vlamingen nog steeds vreemde en bedreigende indruk maakt.

In Nederland is de reactie tegen de eens zo liefdevol gekoesterde idealen van wereldse transcendentie wellicht heftiger en verbetener dan in veel andere landen. Dat doet echter niets af aan mijn overtuiging dat de achterliggende problemen in al deze landen min of meer hetzelfde zijn. De meeste van de incidenten die de media beheersen, gaan terug op hetzelfde, dieperliggende gevoel van onvrede. Enerzijds maken wij deel uit van een samenleving die zonder twijfel multicultureel is; anderzijds wordt de taal van het multiculturalisme, met woorden als tolerantie, diversiteit, en niet te vergeten, de ,,Ander'' verworpen als vermijdend en nietszeggend. Er is, kortom, geen geloofwaardig verhaal meer dat ons verzoent met de werkelijkheid.

De reactie hierop is ook voor een Vlaming gemakkelijk te herkennen:  de neiging om oude ideeën over culturele en nationale identiteit te reanimeren, wat mij betreft neerkomt op je doelbewust terugtrekken in nostalgie ? of erger, in een verzonnen verleden (een neiging die overigens aantreft  bij iedere groep die zich bedreigd voelt.) In het beste geval kan dit leiden tot een herontdekking van tradities en een verleden die wellicht al te voorbarig opzij zijn geschoven, in het ergste geval wordt een complexe, geglobaliseerde wereld eenvoudig ontkend en valt men terug op versimpelde noties van verwantschap en binding. Aangezien die complexe wereld zich niet zo eenvoudig laat wegdrukken, en de pluriforme samenleving die er het gevolg van is evenmin, leidt zo'n ontkennende houding onherroepelijk tot woede en ressentiment ten opzichte van de maatschappij en haar traditionele instituties.

De zwaarste beschuldiging die je tegen het oude ideaal van het multiculturalisme kon inbrengen was dat de menselijke behoefte aan identiteit veronachtzaamd werd of zelfs verdacht gemaakt. Die fout kun je verklaren uit de angst voor herhaling van de bewegingen die tot de Tweede Wereldoorlog hadden geleid, maar er zat ook een element van botte ontkenning in. Iedereen die iets begrijpt van hoe de menselijke natuur in elkaar steekt weet dat het absolute geloof in de vrijheid van het individu onmiddellijk een verlangen naar gemeenschap schept, net zoals een absoluut geloof in gemeenschap meteen een verlangen naar individuele vrijheid oproept. In zijn boek Identity and Violence gaat de Indiase econoom en denker Amartya Sen uit van het idee dat in een wereld waarin mensen hun gevoel van eigenheid bedreigd zien, men ernaar neigt zich sterker met de eigen groep, cultuur, godsdienst of natie te vereenzelvigen. Sen beseft terecht dat het niet verstandig is mensen deze behoefte aan identiteit te ontzeggen, hoe kunstmatig die vaak ook is. Immers, het ontkennen of  onderdrukken van die behoefte versterkt die alleen maar ? en leidt in de meeste gevallen tot radicalisme, opstand en geweld. Dus stelt hij voor ruimte te maken voor die behoefte aan identiteit. Maar tegelijkertijd waarschuwt hij telkens weer dat het gevaarlijk is om identiteit te zien als een lotsbestemming. Daarmee reduceer je mensen tot één enkele identiteit, terwijl ze er in werkelijkheid altijd meerdere hebben. Bijvoorbeeld, je kunt een vrome moslim zijn, maar tegelijkertijd nog heel wat meer dan dat alleen. Jezelf zien als enkel en alleen een moslim, of iemand anders zo zien, kan gevaarlijk zijn, omdat je iemands persoonlijkheid dan alleen ziet in het licht van één begrip. ,,De nadruk,'' schrijft Sen in Identity and Violence, ,,op één vaststaande enkelvoudige menselijke identiteit, hoe impliciet dat ook gebeurt, kleineert ons niet alleen, maar het maakt de wereld ook uiterst ontvlambaar. Het antwoord op de verdeeldheid die ontstaat wanneer je mensen in enkelvoudige categorieën indeelt, is echter niet een of andere onwerkelijke vaststelling dat we allemaal min of meer hetzelfde zijn. Dat zijn we namelijk niet. Integendeel, de grootste hoop op harmonie in onze gekwelde wereld ligt in de meervoudigheid van onze identiteiten.'' Die identiteiten, vervolgt Sen, kruisen elkaar, ze lopen in elkaar over, beïnvloeden elkaar. Daardoor maken ze gelukkig  een einde aan de kwalijke illusie dat je de mensheid  in streng afgebakende identiteiten kunt verdelen. Tussen de humanistische dooddoener dat alle mensen in de eerste plaats mensen zijn en dus min of meer hetzelfde zijn en de tegenovergestelde overtuiging dat bepaalde groepen mensen helemaal niets met elkaar gemeen hebben, ligt de veel geloofwaardiger notie dat alle mensen wel iets met elkaar gemeen hebben, maar lang niet alles.

In een dergelijke samenleving is het vanzelfsprekend heel goed mogelijk om jezelf op hetzelfde moment zowel Nederlander als Europeaan te voelen ? of misschien moet ik zeggen, op verschillende momenten, dan weer eens Nederlander, dan weer Europeaan. Een vriend van mij die van Marokkaanse afkomst is voelt zichzelf geworteld in de Nederlandse samenleving, maar identificeert zichzelf tegelijkertijd met zijn Berber-achtergrond. Die identificaties is niet exclusief, het is niet zijn bedoeling om enkel en alleen Berber te zijn, hij heeft vrienden en kennissen die geen affiniteit met die achtergrond hebben ? met hen heeft hij weer andere dingen gemeen. Ik weet niet of hij hier bewust over heeft nagedacht, maar ik neem aan dat hij een soort van hiërarchie  in zijn identiteiten heeft aangebracht. Maar wat belangrijk is, is dat zijn identiteiten slecht gedeeltelijk cultureel of etnisch bepaald zijn ? maar net zo belangrijk, gezien de huidige discussies over aanpassing en integratie in Nederland en Vlaanderen ? is het om te benadrukken dat sommige van identiteiten wel degelijk etnisch bepaald zijn. Hij gebruikt die identiteit om zich een beeld van de wereld te vormen, maar hij laat er zich niet helemaal door bepalen.

Ik ben het met Amartya Sen eens dat we in ons besef van een behoefte aan identiteit moeten uitgaan van een hybride samenleving. Dit betekent dat de meervoudigheid van identiteiten erkend moet worden, door iedereen. Wanneer daar bewust ruimte voor gemaakt wordt, zodat de mogelijkheid ontstaat voor al die verschillende identiteiten om verbanden met elkaar aan te gaan, dan zal de menselijke behoefte aan identiteit veel minder snel verward worden met de behoefte aan een lotsbestemming ? het verlangen naar één enkele identiteit die alle ervaringen van een groep mensen moet omvatten ? en de rest buitensluit.

Om misverstanden te voorkomen: het aanvaarden van de samenleving als hybride betekent wat mij betreft iets anders dan het uitdragen van het ideaal van kosmopolitisme of wereldburgerschap. Mijns inziens zijn die onbepaalde begrippen bijna even vaak misbruikt als de taal van het oude multiculturalisme. Ik denk eerder dat het precies omgekeerd werkt: wanneer je je bewust wordt van je eigen verschillende identiteiten en verwantschappen, voel je juist niet ontworteld of verloren in een wereldwijd netwerk van Blackberries en transatlantische vluchten. Integendeel, door je te hechten aan je verschillende identiteiten kun je je geworteld voelen in een geglobaliseerde wereld, zonder dat je er de complexiteit ervan hoeft te ontkennen.

Bas Heijne is schrijver en publicist. Op 18 maart geeft hij bij deBuren een lezing over onredelijkheid en de Nederlandse identiteit, waarna hij onder leiding van Piet Piryns (Knack) over het onderwerp in debat gaat met prof. dr. James Kennedy en prof. dr. Wim van de Donk.  Klik hier voor meer informatie.