Een farmaceutisch gebeuren

Datum 16 juni 2009

Beweren dat cultuur geen enkele rol speelt in de Amerikaanse voorverkiezingen zou gelogen zijn. Zo haalde John McCain in oktober vorig jaar in een debat op de conservatieve zender Fox zwaar uit naar Hillary Clinton omdat zij een miljoen dollar van de federale overheid wilde oormerken voor de uitbouw van een museumcomplex over Woodstock.

Beweren dat cultuur geen enkele rol speelt in de Amerikaanse voorverkiezingen zou gelogen zijn. Zo haalde John McCain in oktober vorig jaar in een debat op de conservatieve zender Fox zwaar uit naar Hillary Clinton omdat zij een miljoen dollar van de federale overheid wilde oormerken voor de uitbouw van een museumcomplex over Woodstock. "Ik was er niet bij," aldus de Republikeinse kandidaat, "maar het was vast een bijzonder cultureel en farmaceutisch gebeuren." Meer hoefde hij niet te zeggen om de lachers op zijn hand te krijgen. Rudy Giuliani, in het diepst zijner gedachten toen vast nog de volgende Amerikaanse president, plooide welhaast dubbel van het lachen. McCain kwam nu pas goed op dreef. Of beter: zo moest het lijken, maar een geboren acteur is hij niet en het was duidelijk dat hij een ingestudeerd nummertje bracht. Het publiek smulde niettemin. "Ik werd opgehouden op dat moment," ging hij verder ? voor de aanwezigen een duidelijke verwijzing naar het feit dat hij in 1969 krijgsgevangen was in Vietnam. Voor de regisseur (of zou dit alles zich echt spontaan hebben voltrokken?) het ideale moment om uit te zoomen en het publiek aan te manen de oorlogsheld een staande ovatie te geven. "Iemand die zo'n project steunt, kan geen president van de Verenigde Staten worden."Het was McCains meest memorabele moment die avond. En de boodschap sloeg zo goed aan dat hij er een televisiespot van maakte. We horen de geslaagde oneliner uit het debat en zien beelden van joelende festivalgangers. En dan: de jonge piloot McCain, vastgebonden op een bed. Veel duidelijker kan de boodschap niet zijn: terwijl Amerikaanse jongeren zich aan drugs en andere excessen te buiten gingen, bracht McCain een offer in dienst van zijn land. (Hij zat meer dan vijf jaar gevangen in Vietnam.) Door geld te willen geven aan een Woodstockmuseum terwijl het land opnieuw in oorlog is, bewees senator Clinton dat ze haar prioriteiten nog altijd niet op een rij heeft. Gevolg: het plan ging niet door, het Woodstock-luikje werd uit de federale begroting geschrapt.Het lijkt een Amerikaanse anekdote zoals er duizend zijn: oorlogsgek patriottisme maakt er de dienst uit. Toch gaat dit over veel meer. Dit verhaal typeert de Culture Wars die de Verenigde Staten al vele decennia in twee splijten. En de welhaast tragische ironie van het geval wil dat het gewraakte museum net daaraan aandacht wil besteden.Het project gaat immers niet alleen over het festival (zo'n 'echt' Woodstockmuseum bestaat al veel langer en wordt gerund door oude hippies): de ambitie is om op professionele wijze de voorgeschiedenis van het legendarische festival te schetsen. Hoe Amerika in de jaren zestig veranderde, hoe de escalerende oorlog in Vietnam en de moorden op de gebroeders Kennedy en Martin Luther King de natie schokten en hoe daaruit een tegencultuur ontstond die in Woodstock haar hoogtepunt kende. Of ook de achterkant van dat verhaal getoond wordt (binnenlands escaleerde immers het geweld evenzeer en net in dat klimaat kon een reactionaire schurk als Nixon president worden) is me niet duidelijk, maar dat een oneliner op een debat en een simpele tv-advertentie dit effect kunnen hebben zegt veel over wat er in dit land op het spel staat én hoe dat spel wordt gespeeld.Dat Clinton zich voor dit project inzette hoeft overigens niet te verbazen. Als senator voor de staat New York is zij uiteraard begaan met de economische situatie van de streek rond Bethel waar het festival zich afspeelde. Echt boomen doet die regio niet en zo'n groot museum met bijbehorende concertzaal zou een verschil kunnen maken. Bovendien is het altijd duidelijk geweest wat haar positie is in de Culture Wars: zij was 21 toen het festival doorging en heeft op haar eigengereide manier geprobeerd de waarden van haar generatie politiek te vertalen. En ach, dat de privé-investeerder van het project ongeveer tegelijkertijd meer dan 9.000 dollar investeerde in haar campagne heeft haar vast ook niet ongunstig gestemd. In de genadeloze oorlog die de opvallend grote groep Hillary-haters tegen haar voeren werd dit laatste feit uiteraard fors aangezet.Wat er niet werd bijgezegd, was dat de tv-spot van McCain meer dan 100.000 dollar kostte. Geen overheidsgeld, zou je zeggen, maar gezien de herkomst van zijn campagnegeld en de buitensporige belastingverminderingen die de superrijken en bedrijven onder Bush kregen in zekere zin ook weer wel. En zo gaat de stellingenoorlog onverminderd voort. Aan de ene kant conservatieven die tegen belastingen zijn en vinden dat de overheid zich niet met cultuur en al helemaal niet met 'tegencultuur' moet bezighouden. En aan de andere kant de zogenaamde 'liberals', (al dan niet ex-) alternatievelingen die via cultuur en onderwijs hun waarden willen uitdragen maar een alliantie moeten aangaan met grote bedrijven als ze iets willen bereiken. En al helemaal als ze verkozen willen geraken.Het is een illusie te denken dat politici vrij kunnen spreken en handelen. Ook in Europa zijn ze gebonden aan hun partijen en de financiers van die partijen. En wanneer ze geld geven aan culturele projecten spelen ook hier geregeld argumenten uit de eigen achtertuin een rol. Altijd is er wel een plaatselijk museum of een lokaal dansgezelschap dat urgent overheidssteun behoeft. Wie droomt van zuiverheid, moet zich vooral ver van de politiek houden. Wat niet wegneemt dat de vermenging van Groot Geld en politiek in de VS wel erg onsmakelijke proporties heeft aangenomen. Tegelijkertijd zijn echter dit niet louter Amerikaanse toestanden in de negatieve betekenis van die term: de gebruikte methoden mogen dan weinig smakelijk zijn, de discussie maakt wel duidelijk waar cultuurpolitiek altijd over gaat ? over de botsing van normen en waarden die de kern uitmaken van elk democratisch debat. Vooral progressieven denken in Europa vaak dat die strijd definitief beslecht is. Dat ze zonder meer recht hebben op subsidies voor al hun wereldverbeterende plannen of de ontwikkeling van hun allerdiepste gedachten en artistieke ambities. Dat is ongeveer de grootste vergissing die ze kunnen begaan. In een democratie is niets definitief verworven. Alles moet in een debat altijd opnieuw verdedigd en verkregen kunnen worden. Wie daar niet op is voorbereid, dreigt op een bepaald moment zeer onprettig wakker te worden.

P.S. Het schrappen van het miljoen dollar overheidssteun betekende overigens niet het einde van het Woodstockproject. In totaal is het begroot op ongeveer honderd miljoen dollar, waarvan 85% is ingebracht door de privé-initiatiefnemer en een substantieel deel van het resterende bedrag door de staat New York. De belangrijkste pleitbezorger voor die staatsteun was een partijgenoot van McCain.

Geert Buelens is schrijver, hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Utrecht en tot eind juli Kluge Fellow in de Library of Congress (Washington, D.C.). Op www.demorgen.be blogt hij over de Amerikaanse presidentsverkiezingen.