Terugblik | Dag van de Theaterprogrammator

Datum 29 maart 2017

  Op 2 september 2016 organiseerden het TheaterFestival, Kunstenpunt en deBuren een ontmoeting voor programmeurs en programmatoren uit de Lage Landen. Thema was de Vlaams-Nederlandse uitwisseling in de podiumkunsten, met een focus op presentatie en spreiding.

Kennisknooppunt deBuren zoekt antwoorden op vragen die leven binnen de Vlaamse en Nederlandse cultuursectoren en het maatschappelijke middenveld. Dat doet het systematisch in partnerschap met relevante partijen en experten.

 

Op 2 september 2016 organiseerden het TheaterFestival, Kunstenpunt en deBuren een ontmoeting voor programmeurs en programmatoren uit de Lage Landen. Thema was de Vlaams-Nederlandse uitwisseling in de podiumkunsten, met een focus op presentatie en spreiding.

Met de Vlaams-Nederlandse betrekkingen in podiumland gaat het goed. Opleidingen rekruteren aan weerszijden van de grens. Tijdens hun loopbaan zijn vele makers in beide landen aan de slag. Coproductie zit in de lift. Maar voor het bredere publiek is het moeilijk geworden om een beeld te krijgen van de artistieke ontwikkelingen in beide landen. De spreiding van Vlaams werk in Nederland en vice versa is namelijk een zorgpunt. Veel producties steken nog wel de Moerdijk over, maar voor kortere tournees en op veel minder plekken. Op de Dag van de Programmator maakten we een stand van zaken op en bespraken we nieuwe pistes. Dit deden we op basis van nieuw cijfermateriaal - verzameld en geanalyseerd door Kunstenpunt en DutchCulture - en vertrekkende vanuit getuigenissen van programmatoren. Focusthema was de Vlaams-Nederlandse uitwisseling in de podiumkunsten, met een focus op presentatie en spreiding. 

Kunstenpunt en DutchCulture verzamelden en analyseerden relevant cijfermateriaal over de spreiding van de podiumkunsten in Vlaanderen en Nederland: Laaglandse Mutaties. Volgende highlights hieruit werden besproken:

Steeds meer Vlaamse en Nederlandse producties touren internationaal. Nederlandse voorstellingen spelen wereldwijd in 85 landen, Vlaamse producties in 75 landen. De buurlanden blijven de belangrijkste afnemers maar Vlaamse voorstellingen in Nederland en omgekeerd gaan in dalende lijn.Nederlandse opvoeringen theater en dans in het buitenland gebeuren voor ongeveer 1/4 in Duitsland, 1/5 in België, ruim 8% in Frankrijk, gevolgd door Groot-Brittannië en de VS. In Vlaanderen speelt Nederland vooral in Antwerpen, Brussel en Gent. 70% van de opvoeringen gebeuren in bekende locaties als NTGent, Kaaitheater, STUK, Monty, deSingel, Vooruit, Campo, Theater Aan Zee en Bronks. Vlaamse opvoeringen theater en dans in het buitenland gebeuren voor zo'n 27% in Nederland, 27% in Frankrijk, gevolgd door Duitsland en Groot-Brittannië. In Nederland gebeurt 73% van de opvoeringen in toplocaties als de Brakke Grond, Stadsschouwburg Amsterdam, Frascati, Rotterdamse Schouwburg, Toneelschuur... De laatste veertien à vijftien jaar zien we een toename van Vlaamse opvoeringen in het buitenland. In 2001 gebeurde de helft van de Vlaamse presentaties in het buitenland in Nederland, nu is sprake van een grotere internationalisering. Vanaf 2014 neemt het aantal opvoeringen in het buitenland toe maar is er een sterke terugval van het aandeel daarvan in Nederland, ook in absolute cijfers, dit tegenover een stijging in Frankrijk en een aantal andere landen. Ook stijgt het aantal Vlaamse producties die internationaal touren tussen 2001 en 2015, maar daalt het aantal opvoeringen ervan. Er is sprake van versnippering, waarbij het gemiddeld aantal voorstellingen per productie afneemt. Je kan lang niet altijd meer van echte "tournees" spreken. Ook het aantal steden/gemeenten waar wordt gespeeld neemt af.  De spreiding van werk over de Belgisch-Nederlandse grens wordt wel sterk bepaald door het genre (de discipline). Bij voorstellingen gericht op kinderen en jongeren bijvoorbeeld staat zowat de helft van het internationaal gepresenteerde Vlaamse werk in Nederland. Ook dans is een uitzondering: slechts 12% van de internationale opvoeringen uit Vlaanderen speelt in Nederland, wat slechts het derde ‘exportland' voor dans uit Vlaanderen is. Dans uit Nederland dat internationaal tourt speelt slechts voor 10% in België.

Marie-Anne Rudolphi (Via Rudolphi), Anneke Van der Linden (NWE Vorst en Theaters Tilburg), Piet Menu (Zuidelijk Toneel) en Eddie Guldolf (C‐Mine) gingen met dagmoderator Chris Keulemans in gesprek over deze cijfers. Wat onder meer ter sprake kwam:

Bij vroegere samenwerkingsverbanden gingen we sterk uit van de waarde van het verschil. Nederland had interesse voor de ‘Vlaamse Golf'. Vlaamse spelers keken sterk op naar voorbeeldinitiatieven uit Nederland. De grensgangers van vandaag lijken eerder een dubbele identiteit te hebben: zowel in Vlaanderen als in Nederland zijn ze herkenbaar als ‘iets van bij ons'. Immers, hoe definieer je podiumwerk vandaag de dag als "Vlaams" of als "Nederlands"? 99 producties in de studie waren als data zowel in Nederlandse als in Vlaamse datasets opgenomen. Denk aan makers en gezelschappen als Jan Martens, BOG., Wunderbaum, Toneelgroep Amsterdam, tg STAN, Dood Paard, Discordia, Laura van Dolron, Lucas De Man of Jetse Batelaan. De onderlinge betrokkenheid en partnerships nemen toe. Zijn we dus steeds meer uit elkaar aan het groeien of net steeds meer vergroeid?In beide landen heerst een grote druk op de spreiding. Het wordt steeds moeilijker om langere tournees uit te stippelen en er publiek voor te vinden. De economische en financiële druk weegt op programmatoren. Is dat een reden waarom programmatoren eerder voor binnenlands werk kiezen, terwijl makers de oversteek in hun samenwerkingen net doodnormaal lijken te vinden? Makers focussen steeds meer op een verbinding met de lokale context van het podium waar ze presenteren. Als presenterend huis ben je geen eiland, je verhoudt je tot een regio en met wat je programmeert wil je dat dat zich weerspiegelt naar die gemeenschap toe. Dat legt een extra laag op de klassiekere vraag van het Vlaams of Nederlands programmeren. Is het misschien ook zo dat Vlaamse podia niet meer zo interessant zijn voor Nederlandse gezelschappen en omgekeerd? Volgens Marie-Anne Rudolphi alvast niet, want de internationale speellijsten worden ook steeds korter. Internationale spreiding, en vooral gespecialiseerde en lokaal toegespitste trajecten, worden steeds tijdsintensiever en moeten afgewerkt worden in steeds kortere periodes. Rudolphi: "We hebben een korte periode van drie maanden waarin we al die voorstellingen van die twintig gezelschappen geboekt moeten hebben met twee à drie personen. Dat is een denderende trein, je hebt niet veel tijd om ook nog gespecialiseerde trajecten te bewandelen, dus je moet verder werken op de contacten die je al hebt." Grote podia grijpen steeds meer terug naar wat succesvol zal zijn, omdat kaartjes moeten verkocht worden. De verantwoordelijkheid voor dat laatste wordt in Nederland bij de gezelschappen gelegd.  We zitten in de bubbel van theater, maar je moet ook daarbuiten denken want de wereld verandert enorm. Het schoolsysteem is niet gericht op het wapenen van kinderen voor de toekomst. Die moeten ze zich leren in- en verbeelden: economisch, ecologisch, enz; Theater kan de plek zijn waar verbeelding en focus ruimte vinden. Het is van enorm groot belang dat die plek de verbinding aangaat met de thematiek van de toekomst. Er is meer belangstelling nodig voor verbeelding en creativiteit in het onderwijs. De Nederlandse schouwburgen hangen voor hun bestaansrecht impliciet of expliciet af van de aantallen bezoekers, waardoor het spannende, interessante aanbod in de loop van de tijd verlaten is. Dat maakt het nog moeilijker om Vlaams werk te presenteren. Vanuit de bezorgdheid dat er weinig Nederlandse producties naar Vlaanderen komen en omgekeerd, is een groep mensen gaan samenzitten rond dans, onder de naam FIERA. Gesprekspartners zijn o.a. STUK, Veemtheater, Productiehuis Rotterdam, De Warande, Springdance, Brakke Grond. Niet enkel door samen te produceren, maar ook te zorgen dat al die producties een plek vinden om te spelen in beide landen. Aan productiekant is in Nederland wel één en ander aan het verschuiven. Men zoekt antwoorden op prangende vragen: hoe productie en spreiding anders aanpakken, hoe productie en presentatie dichter bij elkaar brengen. Bij grote gezelschappen had je jarenlang een artistiek leider die zelf regisseerde als hoofd van een gezelschap, maar dat is nu in verandering. Bij elk rijksgesubsidieerd gezelschap is een nieuw artistiek leider opgestaan, allemaal vrij jonge mensen die (echt) jonge makers onder de vleugels nemen, bvb. mensen die werk voor kleine zaal maken, locatieprojecten, die van daaruit de hele wereld ingaan.

 

Organisatie: Het TheaterFestival, Kunstenpunt en deBuren i.s.m. DutchCulture, de Brakke Grond en Fonds Podiumkunsten Nederland.

Hier meer info over het programma van de trefdag.

Dit voorjaar onderzoekt Kennisknooppunt deBuren cultural governance in de Lage Landen. Meer weten!