Nederland en Vlaanderen, een empatisch verbond

Datum 16 december 2016

Op 28 oktober 2016 werd in Breda voor de eerste maal de Grote Visser-Neerlandiaprijs uitgereikt voor Nederlands-Vlaamse samenwerking. Dorian van der Bremt, oud-directeur van deBuren, gaf die avond deze speech.

Op 28 oktober 2016 werd in Breda voor de eerste maal de Grote Visser-Neerlandiaprijs uitgereikt voor Nederlands-Vlaamse samenwerking. Dorian van der Bremt, oud-directeur van deBuren, werd door de jury als voorgedragen als laureaat. Hij gaf die avond deze speech:

NEDERLAND EN VLAANDEREN EEN EMPATHISCH VERBOND

Het was een voorrecht om tien jaar Het Vlaams-Nederlands Huis deBuren te mogen leiden en ik heb getracht invulling te geven aan de wat cryptische opdracht van de overheden: de culturele relaties tussen Vlaanderen en Nederland optimaliseren en stimuleren, een huis van reflectie en debat worden, een huis zijn met een Europese dimensie. Vooral dat laatste was, in Brussel waar al zovele organisaties en zelfverklaarde experten zich profileren als specialist of lobbyist in Europese Zaken, een uitdaging. Toen ik deze materie in Den Haag en Brussel met de leidende ambtenaren, verantwoordelijk voor cultuur en buitenlandse zaken, besprak , werd mij duidelijk wat de invulling en het programma van deBuren niet moest zijn maar nooit wat dit wel kon worden. Daaruit begreep ik dat de politici het ook niet helemaal wisten en dat binnen de klassieke grenzen van begroting en goede zeden deBuren een eigen stijl mocht zoeken en een eigen koers mocht varen.

 

Voor mij werd deBuren een laatste en dus sythesejob. Ik had in verschillende contexten kunnen werken en Nederland was gedurende 40 jaar een belangrijke factor geweest in leven en werk. In 1969 woonde ik enkele maanden in A'dam, de toenmalige hoofdstad van de Vrijheid. Zowel in de Priorij Corsendonk, in het Designbureau Enthoven Associates, in de Design Academie Eindhoven als bij Boek.be, werkte ik in een omgeving waar Nederlanders en Vlamingen het uitstekend met elkaar konden vinden. Mijn laatste echte baan werd dan ook de mooiste. Ervaring en herinnering werden bij deBuren samen gebracht. Gedurende tien jaar heb ik heel graag voor deBuren gewerkt en gezocht naar de juiste inhoud en de juiste toon. Ik heb dit nooit alleen gedaan. Steeds heb ik kunnen rekenen op de energie, de kennis en de creativiteit van een tiental excellente medewerkers. Op een bijna natuurlijke of toevallige wijze kwam een team tot stand dat bestond uit even veel vrouwen als mannen en uit even veel Nederlanders als Vlamingen. De medewerkers van deBuren hebben hard gewerkt maar ik had de indruk dat ze vooral graag werkten in dit Vlaams-Nederlands Huis, in deze Brussels-Europese context met de mooie naam deBuren.

 

De Grote Visser-Neerlandia prijs is dus ook hun prijs, een erkenning voor alle medewerkers en stagiaires die het team kwamen versterken in dit laatste decennium. Ik dank de bestuurders uit Nederland en Vlaanderen die sinds 2004 onder voorzitterschap van Anne-Mie Neyts, Berend-Jan van Voorst tot Voorst en Ben de Reu deBuren hebben bestuurd. Zij hebben een stille en efficiënte rol gespeeld en zoals het voor een culturele instelling past zich niet gemoeid met de inhoud en de programma's. Ook de opeenvolgende Vlaamse en Nederlandse regeringen en met name de ministers bevoegd voor cultuur en buitenlandse zaken dank ik voor de werkingsmiddelen en voor de vrijheid. deBuren heeft deze euro's met zorg besteed aan projecten die Noord en Zuid verbonden en projecten die deBuren hebben toegelaten een bescheiden positieve Europese rol te spelen. deBuren heeft de geboden vrijheid optimaal gebruikt, nooit misbruikt.

U vroeg me om vandaag een testament te brengen. Wat had ik nog willen realiseren? Wat is er nog zinvol en vooral haalbaar in de nabije toekomst? Wat is er morgen nog nuttig of noodzakelijk in een cultuurbeleid van en vooral voor Nederland en Vlaanderen?

 

Hierna volgt een pleidooi voor meer, voor meer synergie en samenwerking in de sectoren van kunst, cultuur en media tussen Nederland en Vlaanderen. Ik geloof dat de kwaliteit van de samenwerking, de kwaliteit van de relaties in de toekomst ook de intrinsieke kwaliteit van elke organisatie zal bepalen. Projecten vinden steeds meer plaats in een bredere soms zelfs globale context. Het begrip onafhankelijkheid zal in de éénentwintigste eeuw niet verdwijnen maar een andere meer genuanceerde betekenis krijgen. Wij zullen in de toekomst steeds meer afhankelijk zijn van anderen voor onze energie, voor voeding, voor zorg, voor kennis en ook voor kunst en cultuur. Belangrijk is om zeker in de culturele sector aandachtig te blijven voor de kwaliteit van de verbanden met de anderen. Mooie culturele projecten kunnen door een individu geïnitieerd of bedacht worden maar succesverhalen zijn altijd het resultaat van samenwerking. Ik pleit dus voor meer en vooral betere samenwerking. Op dit ogenblik zal ik geen pleidooi houden voor meer geld, dit zou te gemakkelijk en te voorspelbaar zijn.

 

We moeten het beschikbare geld voor cultuur beter besteden, af en toe moedige keuzes maken en ook ruimte scheppen voor ‘echte verandering'. Het is mijn mening dat Vlaanderen en Nederland beter samen veranderen dan elk afzonderlijk. Wij zijn twee complementaire volkeren, onze aanvullende kwaliteiten zijn het bindmiddel tussen onze kleine, karikaturale verschillen. Er is veel meer wat ons bindt dan wat ons scheidt. Ik heb zeer genereuze en zeer Bourgondische Nederlanders ontmoet en ik heb ook zeer zuinige Vlamingen meegemaakt. En ja we spelen anders met onze taal, we hebben beiden onze eigen slordigheden en onze eigen virtuositeit. Dit is niet uniek. Britten, Ieren, Australiërs en Zuid-Afrikanen, om maar enkele gebruikers van het Engels te noemen, hebben ook schitterende varianten gebrouwen uit dezelfde bron.

 

Eurosceptische en Eurocynische commentaren die regelmatig in Nederland en af en toe in Vlaanderen opduiken moeten van voorbijgaande aard zijn. Laten we dit groeipijnen noemen van een ambitieus project. Met populisme, het kabaret van de foute vereenvoudiging, zullen we geen oplossingen vinden. We mogen meer politieke kwaliteit van Europa, van Nederland en van Vlaanderen eisen. Het is goed dat David Van Reybrouck ons doet nadenken over correcties en verfijnng van onze democratie. Met periodieke bevraging van burgers realiseren we geen democratisch bestel in de toekomst. Zijn voorstel om door het lot verkozen burgers beter te informeren en met kennis van zaken over complexe materies te laten debateren kan ook in de culturele wereld een frisse wind doen waaien. Het is moeilijk om kunstenaars en projecten juist in te schatten en te beoordelen. Kwaliteit blijft moeilijk te quantificeren en volledige objectiviteit - wat dit ook moge betekenen - zal nooit worden bereikt. Democratie betekent blijven zoeken naar betere beoordeling, beter leren kiezen en beslissen. Je hoort vandaag regelmatig de klaagzang dat er te weinig leiderschap is. Mijn troost is dat er zoveel beeldende kunstenaars, auteurs of leiders van gezelschappen en culturele instellingen die vandaag dat leiderschap wel tonen.

 

Europa zal zo sterk zijn als haar zwakste schakel. Laten we niet teveel naar Griekenland, Portugal of Ierland kijken, maar ons afvragen wat we zelf beter kunnen doen in het rijke Nederland en het welvarende Vlaanderen, voor onszelf en voor de anderen. Europa moet geen fetisch worden, we zullen waarschijnlijk nooit Europese Nationalisten of Continentalisten worden. Als een land een continentale maat heeft zoals China, Rusland, Brazilië of de Verenigde Staten, liggen de kaarten anders. Europa moet op de eerste plaats een cultureel verband en verbond worden waar samenwerking, diversiteit en uitwisseling makkelijk en evident zijn omdat de Europeanen dezelfde waarden delen van respect, waardigheid en integriteit van elke persoon, omdat kerk en staat er gescheiden zijn en omdat vrouwen en mannen er niet enkel op papier maar ook de facto steeds gelijkwaardiger worden.

 

Relaties tussen volkeren, naties, staten, culturen en religies zijn nog nooit zo ingewikkeld geweest. Ik heb me steeds een beetje vaderlandsloos of statenloos gevoeld en ik heb me daarbij goed gevoeld. Ik ben een niet fanatieke of chauvinistische Antwerpenaar en sinds kort een gelukkig aangespoelde Oostendenaar. Mijn paspoort zegt dat ik Belg ben, volgens mij is dat merkwaardige land aan de Noordzee, ‘un accident de l'histoire', waarvan ik vooral de surrealistische trekjes en de veelkantigheid waardeer.

 

Mijn lieve moeder was ‘praticerend franskiljon' en vader was een stille flamingant. Voor Nederlanders zou ik het begrip ‘franskiljon' omschrijven als iemand die een vreemde taal hanteert om zich maatschappelijk en cultureel te distanciëren van de lotgenoten uit zijn natuurlijke omgeving. In het oude Rome waren er ook die om dezelfde reden slecht Grieks spraken. Vele Nederlanders spreken een sui generis Engels. Het fenomeen ‘franskiljon' is van alle tijden. Toen ik zes werd en aan een twaalfjarig verblijf in het Sint-Lievenscollege begon, sprak ik slecht Nederlands en slecht Frans, het Antwerps Frans van moeder. Deze initiële taalverwarring, dat moeten afrekenen met die rare taal van mijn moeder, deden mijn vrouw Anne en ik twintig jaar later beslissen om onze drie dochters uitsluitend in het Nederlands op te voeden. Later vonden diezelfde dochters die volwassen werden in tijden van het Erasmusprogramma, die ééntaligheid een spijtige vergissing.

 

Via de Romaanse Filologie heb ik de echte Franse taal ontdekt en later heb ik kennis van talen altijd beschouwd als een ideale sleutel tot andere culturen en vooral tot andere mensen. Zo blijf ik het Belgisch Leger dankbaar dat ik elf maand in Bensberg bij Keulen mocht werken in de Abteilung Kultur und Wehrbetreuung Belgischen Streitkräften in Deutschland. Met trots meld ik vandaag dat ik Korporaal Gerard Mortier, later de legendarische directeur van de Muntschouwburg, Europese cultuurhuizen en festivals, aldaar mocht opvolgen. Deze merkwaardige dienst organiseerde museumbezoeken en boekenbeurzen voor dienstplichtigen en liet hen kennis maken met opera. Gerard Mortier deed mij geloven in de maakbaarheid van een betere culturele wereld.

 

SUGGESTIES VOOR DE TOEKOMST

 

1. EEN FONDS VOOR DE NEDERLANDSE LETTEREN.

Dit jaar waren Nederland en Vlaanderen eregast op de Frankfurter Buchmesse, het grootste boeken-evenement van de wereld. Er is hard gewerkt door het Vlaamse en het Nederlandse Fondsen voor de Letteren om van deze presentatie een schitterend feest te maken. Meer dan vijf miljoen euro mocht besteed worden om onze literaire en culturele aanwezigheid de nodige kwalitatieve uitstraling te geven. Frankfurt is geen literaire beurs, Dames en Heren, maar de marktplaats waar jaarlijks duizenden vertaalrechten worden verkocht en gekocht. Vlaanderen en Nederland hebben op een intelligente wijze dit commerciële feest gekaapt om vooral onze culturele troeven, in casu onze auteurs in de vitrine te zetten. De echte resultaten zullen we binnen een jaar kennen als de Spaanse en Chinese vertalingen van Tommy Wieringa, Connie Palmen, Charlotte Van den Broeck en Lize Spit zullen verschijnen, als het œuvre van Stefan Hertmans en Arnon Grunberg ook de Chinese en de Russische markt zullen bereikt hebben. De eerste positieve signalen zeggen ons nu reeds dat deze uitzonderlijke inhoudelijke en financiële inspanning, de juiste politieke beslissing was die Nederland en Vlaanderen samen hebben genomen. Daarom dat ik hier voor de laatste keer pleit om de Fondsen van Nederland en Vlaanderen samen te smelten tot één Fond voor de Nederlandse Letteren naast een noodzakelijke Nederlandse Taalunie.

 

Ik kreeg de laatste tien jaar steeds meer fluisterende medestanders voor die fusie maar om van deze mening een standpunt te maken is er meer cultuurpolitieke en politieke moed nodig. Bij auteurs vond ik medestanders en ook enkele verzamelaars van bezwaren. Bij bange politici hoorde ik dat er ‘geen draagvlak' was voor één Letterenfonds, maar draagvlak is het meest voorkomende alibi dat politici hanteren als ze niet de moed hebben om te beslissen.

2. RADIO ALS CULTURELE DIPLOMATIE

Joop Daalmeijer heeft mij ooit rondgeleid in Hilversum bij de toenmalige Wereldomroep, Radio Nederland Internationaal. Ik was onder de indruk van dat fantastische netwerk dat het mogelijk maakte om in een tiental talen informatie en cultuur via radio de wereld in te sturen. Er was de BBC Worldservice, en daarnaast kende iedereen de Nederlandse Wereldomroep. Samen met de Wereldomroep hebben we ook Radioboeken en later citybooks van deBuren kunnen produceren en verspreiden. De Spaanse vertaling van het schitterende verhaal van Dimitri Verhulst, Wie dronk Hector Hernandez op? is een mooi staaltje van de luisterboeken van deBuren.

 

Wat ik nooit begreep is dat Vlaanderen en Nederland niet intensief op radiosamenwerking hebben ingezet. De Wereldomroep werd op een laag pitje gezet en gesloopt en simultaan werd een nieuw begrip de wereld ingestuurd. Er zou meer aan Culturele Diplomatie en Publieksdiplomatie gedaan worden. Maar dat was die Wereldomroep toch ? Een goed werkend alom gerespecteerd instrument met wereldwijd bereik en uitstraling tegen een relatief lage kost stopzetten om een vaag begrip in het leven te roepen ... met dezelfde finaliteit.

 

Ik kom even terug op het begrip ‘Culturele Diplomatie'. Volgens mij doen we daar in Nederland en zeker in Vlaanderen te weinig mee. Toen ik 14 was werd de les Engels door de schitterende leraar Lode Ureel gedocumenteerd met Britain Today, het informatieblad van British Council, de Engelse ‘propaganda dienst'. Wij werden niet alleen via Carneby Street, de Beatles en de Stones gewezen op het bestaan van het Verenigd Koninkrijk, Britain Today presenteerde ons ook Britse kunst en erfgoed en nodigde ons uit om de Britse hoofdstad te bezoeken en het British Museum, het Victoria & Albert Museum en het Engels ontbijt ter plaatse te ontdekken. Naast de ‘traditionele' Romereis werden in de jaren ‘60 Parijs en Londen toegevoegd aan het pakket ‘studiereizen'.

 

Later vernam ik dat British Council in 1946 werd opgericht door MI6, de Engelse Geheime Diensten. Voor Groot-Brittannië en de Verenigde Staten waren religie en cultuur discrete vectoren om buitenlanden op een fluisterende manier binnen te dringen, verwondering te verwekken en bewondering af te dwingen om uiteindelijk invloed te verwerven. Netwerken als Alliance Française en het Goethe Instituut hadden hetzelfde doel en dit langs kanalen die ‘een beetje onafhankelijk' opereerden van de traditionele politiek.

 

Klassieke diplomatie vraagt veel geld want het prijskaartje voor de buitenlandse aanwezigheid van gekwalificeerde mensen in hoofdsteden wordt steeds hoger en dus minder haalbaar. Vandaar ook mijn hoop dat de Vlaamse en Nederlandse culturele vertegenwoordigers in het buitenland ooit intens zullen kunnen samenwerken onder één dak en met een Nederlands-Vlaamse gecoördineerde aansturing. We kunnen samen de kwaliteit en intensiteit van onze aanwezigheid en dus ook van onze invloed vergroten. Laten we gebruik maken van de mogelijkheden die culturele diplomatie kan toevoegen aan de klassieke diplomatie, of is het omgekeerd ? Elke vrouw of man die ooit Ambassadeur van Frankrijk wordt is in de loop van zijn of haar loopbaan ook één keer Cultureel Attaché geweest. Ook diplomaten zijn verhalen vertellers, storytellers.

 

België heeft op dit ogenblik wat meningsverschillen met Rusland maar op hetzelfde moment mag Jan Fabre de Russen verrassen en verbazen in het Hermitage van Sint-Petersburg en hen wijzen op de kwetsbaarheid van de schoonheid. Simultaan brengt Luc Tuymans Ensor naar de Royal Academy in Londen. Het Concertgebouworkest zal in de 27 hoofdsteden van de EU en in Londen een concert spelen met locale jonge talenten tijdens het SIDE BY SIDE project. Toneelgroep Amsterdam en Ivo Van Hove worden alom geprezen. Lidewij Edelkoord voorspelt de formele toekomst zoals enkel een Nederlandse dame dit kan en durft. Kunstenaars zijn onze meest representatieve en talentrijke diplomaten van het ogenblik. Zij willen graag ingezet worden. Nederland en Vlaanderen, maak gebruik van deze opportuniteit ! Van Dyck en Rubens werden ook diplomaten en spionnen genoemd maar ze staan vooral vermeld in de geschiedenis als zeer grote kunstenaars.

 

Ik heb veel Nederlandse en Belgische Ambassades en Vlaamse Vertegenwoordigingen bezocht. Er zijn culturele Ambassadeurs en er zijn helaas ook niet-culturele Ambassadeurs. De generositeit, interesse en beschikbaarheid voor kunst en cultuur van Pieter-Jan Langenberg als Consul-Generaal in Antwerpen en later als Ambassadeur van Nederland in Georgië en Armenië hebben voor deBuren het verschil gemaakt. Samen met zijn hard werkende en enthousiaste echtgenote Mieke is hij voor vele Nederlandse en Vlaamse kunstenaars een gewaardeerde gastheer geweest die met kennis van culturele zaken deuren opende en samenwerking stimuleerde.

 

Als ik even verder droom over Radio voor culturele diplomatie, dan denk ik dat onze Openbare of Publieke Omroepen in Nederland en Vlaanderen ook best gestimuleerd worden om de samenwerking tussen beide landen vast te leggen in lange termijn plannen. De commerciële zenders zullen steeds meer amusement en sport overnemen wegens onbetaalbaar geworden voor het publieke budget. Het is een ideaal momentum om cultuur, documentaire, actualiteit en duiding in een Vlaams-Nederlandse CULT zender onder te brengen. Een elitaire zender voor een groot publiek want een culturele elite is gemaakt om te groeien. Laten we samen een zender bouwen waar Nederlands en Vlaams talent samenkomen. Een zender met de elegantie van Adriaan van Dis, de explosiviteit en intelligente gulzigheid van Chantal Pattyn, de geniale humor van de erven van van Kooten en de Bie, de slimme charme van Thomas Vanderveken en de nieuwe inzichten van Heleen Debruyne, Nina Polak, Saskia De Coster, Nina Weijers, Katharina Smets en zovele anderen. Radio maken wordt technisch steeds eenvoudiger en goedkoper, dus ook steeds belangrijker. Ik zou deze zender geen vaste stek geven. Radio verdraagt een nomadisch bestaan maar naar analogie met De Groene Amsterdammer, het beste opinieblad van de Lage Landen, zou ik de zender De Groen Brusselaar noemen.

 

Graag vermeld ik ook de belangrijke cultuur-diplomatieke rol van het tijdschrift Ons Erfdeel, dat volgend jaar zestig jaar bestaat. Samen met deBuren worden dit jaar en volgend jaar vier colloquia georganiseerd om de Staat van de Unie op te maken op belangrijke gebieden van de Vlaams-Nederlandse samenwerking.

 

3. DE PUTSCH VAN DE COMMERCE OP DE KUNSTEN

Ooit heb ik de Katholieke Kerk de beste kunstverzamelaar aller tijden genoemd. Wij zouden de Kerk ook de beste mecenas kunnen noemen maar sinds Antwerpse Natiebazen zich ook vermommen als weldoeners, ben ik voorzichtig geworden met de kwalificatie: mecenas. De Kerk heeft de relatie tussen het globale en het locale goed begrepen. Vandaar dat de beste kunstenaars sinds 2000 jaar opdrachten uitvoeren ter eer en glorie van de God die deze Kerk op aarde vertegenwoordigt. De mooiste muziek werd gecomponeerd, de beste beeldende kunstenaars en architecten kregen bestellingen om het meest vertelde verhaal te illustreren en kracht bij te zetten. Wat de Kerk-Verzamelaar onderscheidt van de vele nieuw rijke collectioneurs uit China, Qatar, Rusland, Valkenswaard of Kortrijk, is dat deze hedendaagse verzamelaars minder geduld hebben dan de Kerk en dat kunst voor hen een voorwerp van speculatie is geworden. Zij hebben kunst herleid tot wat Oscar Wilde vreesde toen hij zei dat sommige mensen van alles de prijs kennen maar van niets nog de waarde. Vandaag krijg ik de indruk dat samenkomsten van beeldende kunstliefhebbers steeds meer gelijken op die van een ‘Beleggersclub'. Tefaf, Art-Brussels, FIAC of BAZEL worden ook beurzen genoemd. Ik hoop dat de overgebleven festivals en biënnales ook aandacht en ruimte zullen blijven reserveren voor jonge, kwetsbare en zoekende kunstenaars. Vandaag wordt er te veel gerekend en steeds minder gekeken en genoten. Na de recente Bankencrisis hebben vermogensbankiers kunst ontdekt. Net als in andere pyramidespelen worden kunstwerken langs en door vermogens gepompt en voorlopig is iedereen blij. Het is nog even wachten tot één ‘belegger-verzamelaar' aan Oscar Wilde denkt, aarzelt en zich afvraagt of de waarde en de prijs nog enige relatie hebben met elkaar.

 

Voorlopig zijn de andere kunstsectoren minder aangetast door de commerciële druk. Maar we moeten de culturo-commerciële logica van Amsterdam wel in het oog houden. Het Museumplein moet eerst en vooral een biotoop van schoonheid en wijsheid blijven en niet vermarkt worden als een van de meest spectaculaire toeristische attracties van Europa. Wij moeten vermijden dat culturele producten of evenementen herleid worden tot noodzakelijke animatie van de toeristische industrie : de pretparken.

 

Uiteraard zullen wij ons moeten bezinnen over de steeds hogere kostprijs van Opera en sommige concerten maar de steeds betere kwaliteit van afgeleide producten als Opera en Concerten in de Cinema of op nieuwe hoogtechnologische dragers, zullen excellente afgeleide producten kunnen bieden, die het kasgerinkel zullen ondersteunen en de kostprijs zullen drukken, en een breed bereik mogelijk maken.

 

Toen ik aan Erwin Jans, de dramaturg van het Toneelhuis, vertelde dat ik ongerust was in het niet groeien van publiek voor podiumkunsten en letteren antwoordde hij dat de realiteit vandaag wel heel sterk is en dat de fictie die moeilijk kan overstijgen. Om uit te leggen dat het Grieks drama veel gelijkenis vertoont met de politieke strijd in de hedendaagse stad is heel wat pedagogisch talent en kennis nodig. Misschien moeten wij straks naast fictie in het theater ook een cursus geven in de interpretatie van de realiteit. Sommige mensen zullen troost nodig hebben na het zien van vreselijke beelden uit Aleppo of Soedan. Misschien moeten we in Theaters straks Naomi Klein laten vertellen waarom de handelsakkoorden tussen Canada en Europa in deze vorm voor verbetering vatbaar zijn. Als de realiteit sterker is dan de fictie kiezen veel mensen dikwijls voor de realiteit maar romans zullen altijd nodig zijn om historici beter te begrijpen. Met dank aan Geert Mak en Stefan Hertmans.

Ik hoop dat onze beleidsmakers ook beter willen luisteren naar onze kunstenaars en denkers. We zijn vandaag iets te veel met onze materiële zorgen bezig. Bij een goede fiscale regeling voor beeldende kunsten, podiumkunsten en andere kunsten doet iedereen zijn voordeel, de vermogende eigenaar/verzamelaar en de niet-vermogende amateur. Moge de tijd hun gemeenschappelijke vriend zijn.

4. ALTERNATIEVE FINANCIERING.

Sinds enkele jaren trachten de culturele beleidsmakers de sector warm te maken voor alternatieve financiering. De sector moet zijn broek zelf leren ophouden, klinkt het. In Nederland lukt dat beter dan in Vlaanderen omdat elke Nederlander ook zakelijk talent in de genen heeft. Het valt mij op dat de Antwerpse Haven bijna afwezig is in de culturele sector. Ik heb ooit gevraagd aan de havenbaas Bruyninckx waarom de havens van Rotterdam, Marseille en Hamburg wel een hart hebben voor cultuur en Antwerpen dat niet had. Hij bleef mij het antwoord schuldig. Wivina De Meester, de voorbeeldige bestuurder van deBuren en van zoveel meer, slaagde erin de Antwerpse Haven te overtuigen tot een vijfjarige sponsoring in een Antwerpse Cultuurtempel. Toen de sponsoring stopte en ik haar om de reden vroeg, antwoordde ze mij dat het Havenbedrijf genereus was geweest om haar te danken voor het ... uitdiepen van de Schelde ( DO UT DES ). Toen de sponsoring ophield heb ik speels gesuggereeerd om onmiddellijk de baggerwerken te stoppen en de Schelde terug te laten dichtslibben.

 

Onlangs was ik op de 15de zitting van het Europees Cultureel Parlement, een club voluntaristische oudere jongeren die zich met fronsende blik buigen over cultuurpolitiek in Europa. Wij leggen ons ei altijd in andermans nest en dit keer was het in het Geörgische Batumi, de culturele badstad aan de Zwarte Zee. Ik zag helaas vooral casino's en appartementen en weinig culturele infrastructuur. Ik heb aan de Geörgische Minister van Cultuur voorgesteld om een cultuurtaks in te voeren en voor elke dollar, euro of roebel die in casino's wordt geïnvesteerd 20% cultuurtaks op te leggen om een cultuurfonds te spijzen voor culturele infrastructuur en projecten. Op die manier kan ook aan de ziel van de stad worden gewerkt, de echte lange-termijn-reden om de stad en de regio te bezoeken. Voor mijn nieuwe geliefde Oostende zou dat trouwens ook soelaas brengen. Voor elke euro die in commeriëel vastgoed of in hotels wordt geïnvesteerd wordt 10 eurocent in een cultuurfonds van de Stad Oostende gestort. De Georgische minister van cultuur vond het idee realiseerbaar.

 

Maar er zijn ook prachtige uitzonderingen in onze contreien. Ik heb als bestuurder van het Vlaams Fonds voor de Letteren geweten hoe een anonieme gift, de Franse vertaling van Congo van Van Reybrouck mogelijk maakte. Vandaag kunnen we romantisch gissen. Was dit een signaal van Jef Geeraerts uit het vagevuur of is de schenker een edelmoedige bastaard met wroeging, kleinzoon of -dochter van Leopold II. We zullen het nooit weten.

5. JONG TALENT KOESTEREN EN KANSEN GEVEN.

Dankzij Elsemieke Scholte was het voorzitterschap van de Theatermaker een heel fijne opdracht. Jonge Nederlandse en Vlaamse theatermakers, werden begegeleid en konden hun eerste stappen zetten. Maud Vanhauwaert, Freek Vielen, Rebekka de Wit, Jozef Wouters en vele anderen kregen een duwtje in de rug bij hun eerste stappen in de echte wereld.

 

Dank ook aan Jos Aelvoet voor de 20 kamers in de Parijse Fondation Biermans-Lapôtre die hij ter beschikking stelde. Er is veel jong talent uit Nederland en Vlaanderen in Parijs geweest. De schitterende magazines OOGST en DAS MAG werden ook in parijs bedacht. Mogen deBuren en vele anderen blijven investeren in jonge talenten. Het feit dat we de Vlaamse minister-president in onze ‘usurperende bevoegdheid' mochten ontvangen was een positieve samenloop van omstandigheden.

 

Als geheim jurylid van het Fonds Pascal Decroos had ik het voorrecht op voorkennis van excellente onderzoeksjournalistiek gedurende vier jaar. Dit is van alle onbezoldigde jobs degene die ik het liefst gedaan heb. Met vier anonieme juryleden werden dossiers zorgvuldig beoordeeld en gesteund met heerlijk trage en degelijke journalistiek als gevolg. Christophe Clerix en zijn uitzonderlijke collega's deden zelfs banken blozen en samen met Gie Goris realiseerde hij het onvolprezen Mo* Magazine.

Ook met Ides De Bruyne en het schitterende steeds meer noodzakelijke Fonds Pascal Decroos heeft deBuren kunnen samenwerken. Pieter-Jan De Pue en Ann De Craemer trokken in 2009 naar Iran naar aanleiding van de verkiezingen met het boek van De Craemer, Duizend en één dromen en een tentoonstelling in het FOMU als gevolg. Judith van der Wel volgde in 2013 het Concertgebouworkest gedurende een jaar op een wereldreis van 48 concerten. Ze schreef Stemmen, een boek over het organisatiemodel van het beste cultuurbedrijf van de Lage Landen.

6. KLEINSCHALIGHEID.

Met veel branie werd de komst naar Brussel van een dépendance van de Parijse cultuurtempel Centre Pompidou aangekondigd. Ik heb niet gejuicht. Metz en Malaga hebben al een Pompidou. Bilbao was de eerste stad buiten de Verenigde Staten om Guggenheim te heten. Venetië was een gril van Peggy. In zijn pamflet ‘Les Musées ne sont pas à vendre' wordt Jean Clair van de Académie Française zeer boos op Montebello, de toenmalige baas van het Louvre, als de eerbiedwaardige instelling beslist om in sommige Golfstaten ook een Louvre aanwezigheid ‘uit te lenen'.

 

Al onze steden lijken op mekaar. De multinationale ketens zorgen ervoor dat wij de Amsterdamse Kalverstraat of de Antwerpse Meir op reis telkens herontdekken. Als dat nu ook met onze musea gaat gebeuren wordt de uniformiteit nog groter. Wij hebben het nog nooit zoveel gehad over diversiteit of superdiversiteit maar we hebben ons nog nooit omringd met zoveel uniformiteit. Ik heb twee jaar geleden voorgesteld om in elke stad, een hectare in het centrum te reserveren voor niet- keten-gebonden handelszaken. Een hectare waar u gegarandeerd geen Starbucks koffie of Mac Donalds vindt, waar Maximo Dutti en C&A verboden zijn en kleine artisanale bedrijven en ambachtslieden hun lokaal verankerde vaardigheden en producten tonen. Een klein eiland voor verschil in een oceaan van gelijkvormigheid.

TOT SLOT NOG DIT

 

Dank Bert Anciaux die deBuren mogelijk maakte en Rick van der Ploeg overtuigde om te volgen. Dank Paul Van Grembergen voor zijn authentieke liefde voor cultuur. Dank Jozef Deleu voor zijn fanatieke vriendschap. deBuren heeft met plezier zijn Liegend Konijn verzorgd. Maar vooral dank aan alle kunstenaars, auteurs, opiniemakers, wetenschappers, politici en journalisten die gedurende tien jaar een luide stem hebben laten klinken bij deBuren. Dank aan het publiek, het levend publiek in de Leopoldstraat (die ooit Willemstraat heette) en aan de virtuele bezoekers die 6 miljoen keer op bezoek kwamen via de luisterboeken.

 

deBuren in Brussel mag geen einddoel zijn. Op een bepaald ogenblik moet je hekken en muren slopen, in grotere tuinen gaan samenspelen en in open huizen gaan samenwonen. Verschillen tussen Noord en Zuid, tussen Vlamingen en Nederlanders, tussen Friezen en Hollanders, tussen Jef en Kees zullen er altijd zijn. Maar wat al die kleurrijke individuen gemeenschappelijk hebben zal steeds groter zijn dan hun verschillen. Leve de onzuiverheden, leve de verschillen die ons wijzer en sterker maken. Welkom aan nieuwe Vlamingen, nieuwe Nederlanders die ons meer uitzicht geven op inzicht.

 

Aandacht voor onze taal, het Nederlands, is cruciaal. Er is geen bezwaar tegen het herkennen van een Limburger of een Antwerpenaar aan zijn klanken, ik hou zelfs van enkele lokale syntaxis varianten zoals de vervoeging van JA in het West-Vlaams. Wij hebben een lingua Franca in Europa nodig maar dat het Engels intraveneus het Nederlands binnendruppelt maakt onze taal niet mooier en niet beter. Voor sommige Nederlanders en Vlamingen is het gebruik van slecht Engels een schijnbeweging van Internationalisering. Toen Prinses Margriet en Prinses Laurentien in Brussel hun Belgische lotgenote Astrid in het Engels toespraken bij de uitreiking van de European Cultural Foundation awards (... een Nederlandse Prijs), heb ik aan de Nederlandse Ambassadeur gezegd dat de koninklijke toespraken in het Engels vreemd en ook een beetje brutaal waren. De excellentie was het hiermee eens, daarom noem ik hem of haar niet bij naam ... en ik heb zes Nederlandse Ambassadeurs gekend.

 

Taal heeft permanente zorg nodig. Vandaar mijn bewondering voor IVN, de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek. Hoe meer Nederlands in het buitenland gestudeerd en bestudeerd wordt, hoe beter. Telkens ik in Georgië of Armenië ben, valt mij die Kaukasische vastberadenheid op om met een paar miljoen mensen een eigen alfabet en een eigen taal in stand te houden. Deze houding wens ik ook Nederlandstaligen toe. Vandaar dat één van de redenen van mijn respect en bewondering voor het Koninklijk Concertgebouworkest van Amsterdam ook hun taalpolitiek is of zullen we het een intelligente gewoonte noemen ? Het KCO is niet alleen het beste orkest van de wereld. Het is ook een bedrijf waar meer dan twintig nationaliteiten samenwerken en waarschijnlijk het enige bedrijf in de wereld waar een Spanjaard, een Française, een Japanner en een Rus met elkaar Nederlands praten. Niet verplicht maar voor deze kunstenaars makkelijk om te begrijpen dat het Nederlands hun verblijf in Amsterdam mooier en aangenamer zal maken.

 

Anne, mijn vrouw die zoals de WRR (de wetenschappelijke raad voor de regering) regelmatig ongevraagd advies geeft, vroeg zich onlangs af of we geen ministerie van het Algemeen Belang in het leven konden roepen. Ik vond het een mooie gedachte en zag een kunstenaar, een wetenschapper of een filosoof als minister van dit Algemeen Belang. Zij of hij wordt niet verkozen maar om de zeven jaar door een college van 77 kunstenaars, wetenschappers en filosofen aangeduid en toegevoegd aan de regering om op de stijl te waken en ook af en toe ingrijpen als het Algemeen Belang niet wordt gerespecteerd. Het is een suggestie om het politieke bedrijf lichter te maken en af en toe ook ernstiger.

 

Dank Algemeen Nederlands Verbond voor de eer en voor de prijs, dank u allen voor uw aanwezigheid. Ik noemde de relatie tussen Vlaanderen en Nederland een empatisch verbond omdat empathie de belangrijkste eigenschap, het belangrijkste talent wordt om in de toekomst de afstand tussen mensen en volkeren zo klein mogelijk te maken.

 

Ik dank u,

Dorian van der Brempt28 oktober 2016