Kyoto in het spoor van Ana Torfs

Datum 27 april 2015

Voor het eerst pakt Kyoto uit met een groots opgezette internationale tentoonstelling: Parasophia, International Festival of Contemporary Culture. Kyoto, ooit Japans keizerlijke hoofdstad, nu twee maanden lang zenuwcentrum van kunst en cultuur. Veertig kunstenaars stellen er momenteel hun werk tentoon op verschillende locaties. Grote namen als William Kentridge, Pipilotti Rist en Danh Vo. En de Belgische Ana Torfs. Voor deBuren brengt freelancejournalist Jozefien Van Beek verslag uit van de hedendaagse Japanse kunstscène.

Voor het eerst pakt Kyoto uit met een groots opgezette internationale tentoonstelling: Parasophia, International Festival of Contemporary Culture. Kyoto, ooit Japans keizerlijke hoofdstad, nu twee maanden lang zenuwcentrum van kunst en cultuur. Veertig kunstenaars stellen er momenteel hun werk tentoon op verschillende locaties. Grote namen als William Kentridge, Pipilotti Rist en Danh Vo. En de Belgische Ana Torfs.

Kosten noch moeite werden gespaard om de wereld te tonen dat Japan meeloopt in de hedendaagse kunstrace. En zo kwam het dat ik op een vliegtuig zat (vijftien uur vliegen naar Tokyo) en niet veel later op de bullet train (even snel als, u raadt het, een kogel) naar Kyoto om een dag later in de gietende regen een stroom van Japanse toeristen te volgen op een smal tuinpad naar een vijver, omringd door groen. Maar straks meer over dat pad in de regen.

De avond voordien ontmoette ik de Belgische kunstenares Ana Torfs op de receptie van Parasophia. Ze valt op tussen de Japanse genodigden: een rijzige verschijning, volledig donker gekleed, haar zwart als inkt, strak naar achter gebonden, en knalrode lippen. We staan in een zaal in een sterrenhotel, tafels rijkelijk gedekt als was het een prinselijk huwelijk, te luisteren naar Shinji Kohmoto, de curator van dit kunstfestival die haar werk van al jaren volgt. ‘Voor mij was het een volkomen verrassing toen ik een tijdje geleden hoorde dat iemand in Japan, zo ver weg, mijn werk al lang bleek te kennen', zegt Torfs. ‘Een aangename verrassing, daar niet van.' Kohmoto en zij zagen elkaar voor het eerst in 2013 in Kyoto. ‘Ik was er uitgenodigd voor een groepstentoonstelling in het National Museum of Modern Art of Kyoto. Shinji kwam me toen begroeten en vroeg me om de ruimtes van het Kyoto Municipal Museum of Art, waar Parasophia nu plaatsvindt, te gaan bekijken. Ik begreep niet goed waarom, want hij had me toen nog niet officieel gevraagd voor Parasophia. Maar toen ik hem voorzichtig vroeg of het er iets mee te maken had, antwoordde hij: "Kon je niet raden dat dit een uitnodiging was?" Japanners zijn mensen van weinig woorden. (lacht)'

Kinderlijkje

Kohmoto vertelt nu het publiek vol prominenten dat Parasophia uniek is in Japan: ‘Normaal worden projecten opgelegd vanuit de overheid en moeten de burgers volgen. Dit is een initiatief van privépersonen dat de overheid nadien ging steunen. Dat een project van onderuit ontstaat, is hier ongezien.'

Ook inhoudelijk wil Kohmoto aparte accenten leggen: ‘Wij hebben hier 12.000 vierkante meter ter beschikking. Daar kunnen makkelijk tweehonderd kunstenaars op, maar we hebben er bewust voor gekozen om er maar veertig te tonen. Geen overdaad, maar ruimte voor reflectie en rust. Ik wil weg van de trendy machokunst van de traditionele Biënnale.'

Geen grootse thematische rode draad, hier bij Parasophia. Maar wanneer je de kunstwerken aandachtig bekijkt, komt er toch subtiel een samenhang bovendrijven. Veel kunstenaars spelen met de constructie van geschiedenis. Zo gebruikt de Braziliaan Gustavo Speridião in The Great Art History een bestaand boek om zijn eigen laag geschiedenis overheen te leggen: bovenop The Great LIFE History, een boek met LIFE magazine's belangrijkste foto's uit de wereldgeschiedenis, tekende en schreef hij zijn eigen versie van de kunstgeschiedenis. Van een kinderlijkje, gewikkeld in plastic, maakt hij een inpakwerk van Christo en een soldaat geeft hij Mickey Mouse oren, als een graffitiwerk van Banksy. Zo vermengt hij op slimme en soms grappige wijze de wereld- en de kunstgeschiedenis.

Gouden tempel

Ook Ana Torfs biedt in haar werk Family Plot (2009-2010), dat in Parasophia tentoongesteld wordt, een alternatieve wereldgeschiedenis, aan de hand van de namen van planten. Maar eerst terug naar de natgeregende planten in de Japanse tuin in Kyoto. De plek waar het pad alle toeristen heen leidt: een tempel, helemaal bedekt met bladgoud. Rukuo-ji, beter bekend als Golden Pavilion, de meest vermaarde tempel van Kyoto. Maar veel tempel kan je niet zien, want het regent en de kleurige paraplu's van de massa kijklustigen belemmeren het zicht. Iedereen wacht geduldig zijn beurt af, neemt snel een selfie met tempel, en loopt weer door. Hier zou ik Ana Torfs treffen, maar ze is nergens te bespeuren.

Logisch ook, we hadden een uur geleden afgesproken. Ik ben veel te laat: onze nochtans strak georganiseerde persreis had vertraging opgelopen en ik raakte 'lost in translation', waardoor ik Torfs niet kon bereiken. 's Avonds zal ze me mailen: ‘Ik heb tien minuten in de gietende regen staan wachten voor het gouden paviljoen tussen de oprukkende toeristenlegers gewapend met paraplu en selfiestok'. Dus besluiten we schriftelijk te communiceren over haar werk Family Plot, een reeks van vijftig prenten waaraan ze zo'n twee jaar werkte en die onlangs nog te zien was in haar solotentoonstelling Echolalia in WIELS.

Donkere geschiedenis

Het is een stamboom van vijfentwintig voorvaders met als centrale figuur Carl Linnaeus, die in de achttiende eeuw consequent alle planten een Latijnse naam gaf, het systeem dat we vandaag nog steeds gebruiken. ‘Zelf bezoek ik graag botanische tuinen en ben ik al jarenlang een gepassioneerd tuinier', schrijft Torfs. ‘Bij het aanleggen van mijn kleine Brusselse stadstuin in 1998 leerde ik de Latijnse namen uit het hoofd, want je kan niet bij een plantenkweker langsgaan zonder dat je die kent, vind ik. Door de officiële tweedelige Latijnse namen te gebruiken is elke plantensoort overal ter wereld duidelijk gedefinieerd. Een Japanse én een Portugese kweker weten precies over welke plant het gaat als je vraagt naar pakweg een Magnolia Grandiflora.'

‘Nu lijken die binominale Latijnse namen een evidentie, maar zo is het niet altijd geweest. De vijfentwintig planten die ik voor Family Plot koos, groeien grotendeels in tropische en subtropische streken en hadden uiteraard al een naam in de regio waar ze groeiden. Linnaeus en zijn volgelingen vonden het niet nodig de inheemse namen te behouden. Daarom heeft naamgeving in de eerste plaats iets te maken met macht uitoefenen, met toe-eigenen, als een soort linguïstisch imperialisme. Zo ontstaat er via de vijfentwintig planten uit Family Plot niet alleen een alternatieve stamboom van voorvaderen, maar ook een non-conformistische wereldgeschiedenis: door die planten en de biografieën van de ooit machtige mannen en vrouwen aan wie ze opgedragen werden, komt het donkere beeld van de westerse koloniale geschiedenis doorschemeren.'

 

Een kortere versie van dit artikel verscheen eerder in De Morgen:Een alternatieve historie, door Jozefien Van Beek, De Morgen, 9 april 2015

 

Foto's © Jozefien Van Beek