Toespraak van Teun Gautier naar aanleiding van de heropening van deBuren

Datum 27 januari 2014

Stel u was jong en een intellectueel of in aanleg een intellectueel. U dacht, u sprak en u schreef. En stel dat u werd uitgenodigd om twee weken in Parijs te zijn, met negentien gelijken uit Vlaanderen en Nederland, in een prachtig huis. Om daar met David Van Reybrouck, Yves Leterme, Adriaan van Dis en met elkaar, te spreken over zaken die wezenlijk zijn en daar vervolgens stukken over te schrijven in vooraanstaande publicaties.

 

Stel u was jong en een intellectueel of in aanleg een intellectueel. U dacht, u sprak en u schreef. En stel dat u werd uitgenodigd om twee weken in Parijs te zijn, met negentien gelijken uit Vlaanderen en Nederland, in een prachtig huis. Om daar met David Van Reybrouck, Yves Leterme, Adriaan van Dis en met elkaar, te spreken over zaken die wezenlijk zijn en daar vervolgens stukken over te schrijven in vooraanstaande publicaties.

Welk verschil had die ervaring in uw leven gemaakt? Welk verschil had ook de ervaring van die geste en generositeit van de gastheer gemaakt, het besef dat er instanties en mensen zijn die de schoonheid van dergelijke ontmoetingen kennen? En welk verschil had dat verschil vervolgens voor anderen in uw omgeving gemaakt?

‘Verschil maken' is een beetje een nare uitdrukking, een voetbalterm: ‘John maakte in de tweede helft het verschil met zijn loopvermogen.' Maar het is ook iets wezenlijks en ik hecht er aan een klein theorietje met u te delen: is niet de wens om te bestaan, te zijn, de meest universele dynamiek, voor bloemetjes en plantjes maar ook voor u en mij? Wij willen bestaan en ons bestaan wordt manifest, tastbaar en overdraagbaar door onze identiteit, onze sociale identiteit voor de wetenschappers onder u. Een identiteit die we lijken te construeren door te associëren en te dissociëren. Ik ben een man en een niet-vrouw, een Ajaxied en een niet-Feyenoorder, een Groene-lezer en een niet Telegraaf-lezer, een Nederlander en een niet-Belg of, voor sommigen, ik ben een Nederlander en een niet-Europeaan.

Maar interessanter is dat identiteit een maat heeft. Men bestaat in meer of mindere mate, men heeft in meer of mindere mate het gevoel er toe te doen, een verschil te maken, men heeft een sterkere of zwakkere sense of relevance, een gevoel van relevantie. Is geluk niet eigenlijk het gevoel te hebben er toe te doen; tot gelding komen is een bekrachtigde manifestatie van het feit dat je bestaat. (In onze landen is die relevantie overigens gematerialiseerd en sterk geografisch bepaald. Een grote auto maakt relevant en ik kan mij makkelijker relevant voelen in mijn wijk dan in Europa. Dat is een interessante politieke notie.)

Dan kom ik terug bij u, die jonge intellectueel-in-aanleg en uw relevantie. Dames en heren, iedere tijd heeft een bijhorend narratief, een verhaal dat ons geleid, een verhaal waarin we kunnen wonen. De sociaaldemocratie was zo'n narratief, de industrialisatie die achterstelling leidde en daarmee aanleiding gaf voor de emancipatie van de achtergestelden. Dat was een mooi en krachtig narratief dat was verbonden met de tijd waaruit ze voortkwam. Of de verlichting als verbeelding van de bloei van het menselijk vernuft. Welnu, als tijden veranderen dan moeten de narratieven mee veranderen en daar hebben we op dit moment een probleem.

Wij leven nu in een narratief-vacuüm, hooguit hebben we een contranarratief, we weten hoe de wereld niet in elkaar zit maar er is geen helder verhaal over hoe hij wel in elkaar zou kunnen zitten, of misschien is het er wel maar het is niet gemunt, niet uitgehouwen. En daar komen we op de relevantie van de intellectueel, de vrijdenker, de niet-referentiële denker. Het is zijn opdracht om het nieuwe verhaal te maken; de bakker bakt brood, de loodgieter maakt uw lekkende kraan en de intellectueel ziet de dingen die anderen nog niet zien omdat hij nieuwsgierig is en zich laaft aan de bron van die nieuwsgierigheid. Omdat hij gevoed wordt en niet afgeschrikt door het nieuwe en onbekende.

Dat deze nieuwe tijd vraagt om een nieuw verhaal is één ding maar dat we onze voorhoedes gedesavoueerd en geslagen weten door het populisme en de verwarring is de werkelijke zorg. De voorhoede gaat gebukt onder de vlakheid van het discours en houdt zich schuil omdat ze zich te weinig raad weet met de mores in het genivelleerde publieke domein. Het donkere wint als de verlichten zwijgen. Ik zou hier toch graag het voorbeeld van De Groene Amsterdammer willen aanhalen. Het gaat ons, tot veler verbijstering, erg goed en het geheim van dat welvaren is dat wij de timiditeit van ons hebben afgeworpen. We zijn compromisloos in onze overtuiging dat wij een belangrijke bron van het discours zijn door een oprechte en gewortelde nieuwsgierigheid.

Ik ben er diep van overtuigd dat wij met elkaar de opdracht hebben om de voorhoedes te vitaliseren, te stimuleren, te voeden, te steunen en beschermen opdat zij de rol van voorganger kunnen en durven te hernemen. De Groene doet dat door een soort vliegdekmoederschip te zijn voor allerlei initiatieven en deBuren doet dat in alles wat ze doet, het is haar wezen. Zo zullen we samen met deBuren een aantal avonden organiseren waarin we op zoek gaan naar nieuw leiderschap en talent in een verbonden wereld omdat dat talent het nieuwe verhaal geboren kan laten worden.

Die voorhoedes gaan niet uit Nederland komen of uit België of uit China. Ze gaan uit Nederland én België én China komen; ze gaan niet uit oude structuren komen omdat die per definitie homogeen en behoudzuchtig zijn en daarmee het nieuwe niet kunnen voortbrengen. Ze gaan komen uit nieuwe structuren die, opnieuw per definitie, heterogeen zijn, die verscheidenheid en verschillende achtergronden en perspectieven gebruiken als katalysator voor gedeelde nieuwe perspectieven.

En dan ben ik terug in Vlaanderen en Nederland omdat daar de zaadjes liggen voor dat nieuwe narratief. Twee gemeenschappen die precies verschillend genoeg zijn om tot het gezamenlijke nieuwe te komen. Omdat zij het voorbeeld kunnen zijn voor het Europa dat uiteenvalt in een nieuwe eenheid. Omdat zij gecombineerd de vrijzinnigheid, het optimisme en het intellect verbeelden die ooit tot Gouden Eeuwen leidden en dat opnieuw kunnen doen. In de kunsten en literatuur maken we al prachtige verbindingen, we kopen samen treinstellen in, zouden onze havens kunnen samenvoegen en misschien ook onze koningshuizen, maar laten we vooral onze denkers samenbrengen.

Ik ga misschien wat pathetisch afsluiten want daar, precies in het midden van deze wilde gedachten, tref ik een klein instituutje dat gelooft de we dit allemaal mogen hebben. Dat weet dat het samenbrengen van jonge denkers in Parijs hun rol als nieuwe voorhoede versterkt. Dat gelooft dat culturele generositeit het water is dat de zaadjes zal doen ontkiemen en dat die generositeit altijd de zwaluw is geweest die mooie nieuwe tijden aankondigde. Laat ons daarom dat Instituutje koesteren.

Lieve mensen van deBuren, ik dank u.

Teun Gautier is uitgever-directeur van De Groene Amsterdammer.