Dwalend door een grillig landschap

Datum 8 april 2013

Is Vlaanderen het architectonische walhalla geworden voor Nederlanders? Dinsdagavond 9 april buigen Christoph Grafe (VAi), Klaske Havik (TU Delft), Roel Griffioen (VU, Kunstlicht) en Gideon Boie (BAVO) zich over die vraag. Havik las ter inspiratie de Engelstalige editie Radical Commonplaces: European Architectures from Flanders en stelt: 'In dit landschap heeft alles een ander gezicht, afhankelijk van de hoek van waaruit ik het bekijk.' Lees hieronder meer en kom zeker ook mee debatteren!

Is Vlaanderen het architectonische walhalla geworden voor Nederlanders? Dinsdagavond 9 april buigen Christoph Grafe (VAi), Klaske Havik (TU Delft), Roel Griffioen (VU, Kunstlicht) en Gideon Boie (BAVO) zich over die vraag. Havik las ter inspiratie de Engelstalige editie Radical Commonplaces: European Architectures from Flanders en stelt: 'In dit landschap heeft alles een ander gezicht, afhankelijk van de hoek van waaruit ik het bekijk.' Lees hieronder meer en kom zeker ook mee debatteren!Radical Commonplaces: European Architectures from Flanders: het boek dat ik ontving was een Engelstalige editie. Waarom, vroeg ik me af? En ik stelde me voor: inderdaad, al spreken we dezelfde taal, ik ben een lezer uit het buitenland, een bezoeker, een buitenstaander die het Vlaamse architectuurlandschap betreedt. In welk landschap kom ik, verdwaalde reiziger, aan, hoe vind ik de weg, wat vertellen me de steden en de huizen?Er zijn oude binnensteden in dit landschap, oude steden met oude patronen en met pleinen, straten, kades; steden waarin je als bezoeker weet waar het stedelijk leven te vinden is, waar de publieke ruimte functioneert zoals we dat in andere steden kennen. En toch, hier in België, Vlaanderen, is het anders. Hier verschijnt in de historische stad van Gent een nieuw en direct vertrouwd volume, een herinnering aan een markthal, met puntige daken zoals de oude gebouwen, maar dan in hout en met volledig open onderlaag. En in de oude haven van Antwerpen torent een ongenaakbare rode kolos boven de dokken uit, waardoorheen een golvend raam naar boven slingert. In dit stedelijk landschap trekt men de publieke ruimte naar binnen, ik ben bezoeker en ik sta onder dit houten dak, of in een glazen hoek van de rode kolos. Hier loop ik onder, in of door wat deels publieke ruimte is, en deels gebouw. Hier wordt architectuur een publiek landschap, of hier wordt de stad een gebouw. Maar wanneer men poogt over publieke ruimte buiten de historische stad te spreken, gaat het over een eenvoudige dierenartspraktijk in een buitenwijk, over een kantoorgebouw aan een saaie weg, over de ontbrekende schakel tussen straat, publieke ruimte en gebouw. Het gaat over die gebouwen die zich door hun plaatsing op locatie een positie verwerven in een nauwelijks gevoerd debat. Het zijn de infrastructuur en het diffuse, soms karakterloze landschap van het uitgestrekte, verstedelijkte gebied, die vragen om zo'n positie: om een situering die ruimte geeft of afstand schept, die het publieke een plaats geeft.Er wordt gewoond in dit land, gewoond op de gewoonste manieren, in huizen zonder leeftijd, die bij nader inzien nieuw gebouwd zijn, of een nieuw binnenste kregen achter oude muren. Er wordt gewoond in de ruimte waar nieuwe muren een eerder huis omsluiten, of in een stramien dat zich achter zijn eigen begroeide raamwerk verschuilt. Bewoners krijg ik hier niet snel te zien, zij bewegen zich achter dubbele huiden, in de rijke ruimtes achter de weinig prijsgevende gevels. Het huis met praktijk in Opwijk, op de cover van het boek, is gefotografeerd vanuit dit binnenste: met steeds een ander gezichtspunt glijdt de blik via een binnentuin door een gang naar een verder buiten, gaat het grove grindbeton van de court haast ongehinderd over in een gepolijste vloer, wijken lijnen uit naar verder en worden zij elders voortgezet. In een voormalig café in Oudenaarde lijkt achter oude ramen de bouw nog in volle gang, hier zijn het steigerpijpen en ruwe houten plafonds en die de verwachtingen van het gewone wonen tarten. Op een bosperceel ligt  een 20 jaar jonge woonboerderij verscholen achter nieuwe muren en daartussen spelen zich nieuwe levens af.Ik ben bezoeker in een architectuurlandschap dat me niet direct een enkel verhaal vertelt, dat me niet met open armen en heldere signalen ontvangt. Integendeel, het geeft zich slechts langzaam prijs en dan nog maar gedeeltelijk. Ik ben slechts een bezoeker, geen deelgenoot en het doorgronden van dit landschap wordt me niet gemakkelijk gemaakt. Ik mag meekijken met de geregisseerde blik van de fotograaf, met de terughoudende hartelijkheid van de bewoners die iets van hun alledaagse leven tonen in fragmenten. Het is een landschap waarin ik me kan verliezen in een houten detail en me kan verbazen over een gevel die net iets anders vertelt dan wat die op het eerste gezicht leek te zeggen. In dit landschap heeft alles een ander gezicht, afhankelijk van de hoek van waaruit ik het bekijk.Het is een grillig landschap, dat dit boek laat zien, een landschap waarin gebouwen zich plaatsen met een mengeling van vanzelfsprekendheid en vervreemding, een landschap waar het nooit helemaal duidelijk is of het alledaags is of juist desolaat. En de architectuur toont zich al even ongrijpbaar. Superflemish is de ironische titel van de avond waarop dit boek wordt gepresenteerd, en dat lijkt een bepaalde eenduidigheid te suggereren. Maar gelukkig hebben de samenstellers van dit boek geenszins getracht een eenduidig beeld van het hedendaagse Vlaamse architectuurlandschap neer te zetten. Zowel in tekst als in beeld zijn uiteenlopende invalshoeken als startpunt genomen om dit landschap te presenteren - niet om het landschap voor eens en voor altijd in kaart te brengen, maar juist om zijn diffuse, veelzijdige en soms vervreemdende karaktertrekken ongepolijst te tonen. De tien fotografen kregen de vrijheid de projecten op hun eigen manier weer te geven en zij tonen het werk vanuit verschillende standpunten. De auteurs van de teksten kozen uiteenlopende thema’s: van de rol van een bepaald materiaal (Axel Sowa over het gebruik van hout) tot het suburbane leven (Stefan Devoldere) of van een herinterpretatie van stijlthema’s (Dirk Somers over classicisme) tot een monografisch artikel (Christiaan Kieckens over Marie-José van Hee). Juist deze verscheidenheid en het schijnbare gebrek aan ordening, de gelijktijdige nadruk op verschillende schalen en ontwerpaspecten, de ruwheid van het detail en het streven naar perfectie, de zorgvuldige omgang met publieke ruimte en de ontkenning ervan, maken het hedendaagse Vlaamse architectuurlandschap intrigerend en doen ons verlangen naar herhaaldelijk bezoek.