Uw twijfel en uw moedeloosheid

Datum 30 oktober 2012

Jonathan Coe hield tijdens de Boonmarathon een bevlogen laudatio voor Louis Paul Boon. Naar aanleiding van 'De Kapellekensbaan' noemt hij Boon 'een van de voornaamste beoefenaars van de esthetische, morele en politieke twijfel uit de Europese literatuur'. Meer Boon? Ga dan mee met Boon op de bus. Op zaterdag 24 november en zondag 2 december nemen deBuren en het L.P. Booncentrum u mee op een literaire tocht door Nederland. Nog tien plaatsen beschikbaar!

De Engelse schrijver Jonathan Coe hield tijdens de Boonmarathon een bevlogen laudatio voor Louis Paul Boon. Naar aanleiding van De Kapellekensbaan noemt hij Boon 'een van de voornaamste beoefenaars van de esthetische, morele en politieke twijfel uit de Europese literatuur'. Coe is vooral bekend van zijn roman The Rotters' Club (2001) dat de BBC als televisieserie uitzond. Zijn werk werd bekroond met de IMPAC Award, is in verschillende talen vertaald en goed verkrijgbaar in het Nederlands. Meer Boon? Scroll naar beneden.Ik moet toegeven dat ik een nieuwkomer ben in de wereld van Louis Paul Boon en dat ik alleen zijn roman De Kapellekensbaan gelezen heb, een boek dat ik eerder dit jaar ontdekte. Een roman in vertaling lezen zorgt altijd voor problemen, hoe goed de vertaler ook is. Nick Hornby sprak ooit de gevleugelde woorden dat het lezen van een roman in vertaling even frustrerend kan zijn als het luisteren naar een radio die niet helemaal goed is afgesteld. En mijn vermoeden is dat, in het geval van Louis Paul Boon, de problemen waarvoor een Engelse vertaler zich gesteld weet bijzonder groot zijn. Bij het lezen van Adrienne Dixons prima vertaling van De Kapellekensbaan was ik me er niettemin voortdurend van bewust dat hier een schrijver aan het woord was die onlosmakelijk verbonden moet zijn met de taal; niet eens zozeer de taal van zijn land, maar van zijn eigen regio. Ik vang vluchtige wenken op van een kenmerkende klank die uniek is, vermoed ik, voor Boon en voor de streek in Vlaanderen waarover hij schreef. En misschien is dit het, bovenal, waarom er zo weinig van het werk van deze belangrijke schrijver is vertaald in het Engels.Maar er zou ook nog een andere reden voor kunnen zijn. Wat me het meest aantrekt in De Kapellekensbaan is namelijk iets waarvan ik door de jaren heen heb geleerd dat potentiële lezers zich er vaak door laten afschrikken.Als ik dit kenmerk in één woord samen zou moeten vatten, zou ik het ‘twijfel’ noemen. Afgaande op deze roman komt Boon me voor als een van de voornaamste beoefenaars van de esthetische, morele en politieke twijfel uit de Europese literatuur. De roman is doordrongen van een pessimistische ondertoon, een scepticisme dat alles binnen zijn bereik omsluit en dat de verantwoordelijkheid om oordelen te vellen volledig bij de lezer legt. Boon lezen is geen ontspannende, passieve ervaring. Er wordt van de lezer verwacht dat hij een maatschappijcriticus wordt, een theoreticus op het gebied van de rol van de roman, een morele scheidsrechter. De Kapellekensbaan geeft ons een van de grootste complimenten die een boek aan zijn lezers kan geven: het nodigt ons uit om betrokken, denkende mensen te worden.Ik bedoel natuurlijk niet dat het lezen van De Kapellekensbaan daarom een moeizame ervaring is. Boon verliest nooit een andere plicht van de romanschrijver uit het oog, de plicht waarvan de verzaking een van de doodzonden van het schrijven is: de lezer plezier verschaffen. Door zijn proza loopt een constante stroom van humor, maar ook dit is een uitdagend, een onderzoekend soort humor: je krijgt steeds het gevoel dat die humor er is om het immer opspelende gevoel van wanhoop van de schrijver – van de mensheid – af te weren.Zoals ik zei, is het overwicht van de twijfel in Boons schriftuur wat me het meest aantrekt. Daarin schuilt een parallel, en een leerzaam contrast, met een van mijn andere favoriete schrijvers, de Engelse romanschrijver Henry Fielding. Lezers die aan diens Tom Jones beginnen – of aan De Kapellekensbaan wat dat betreft – met de verwachting om zonder omhaal ondergedompeld te worden in het verhaal zullen hoogstwaarschijnlijk teleurgesteld raken. Beide boeken beginnen op dezelfde manier: met essays van hun respectieve schrijvers over het soort boek dat ze op het punt staan te schrijven. En in beide gevallen gebeurt dit niet bij wijze van inleiding, of het letterkundig schrapen van de keel: dit zelfonderzoek, of deze zelfkritiek worden in beide boeken continu volgehouden. Fielding laat elk van zijn achttien delen voorafgaan door een kritisch essay; Boon verweeft het negentiende-eeuwse verhaal over zijn heldin Ondineke met fragmenten waarin de dichter en dagbladschrijver Johan Janssens dwangmatig nadenkt over de rol van de schrijver in de naoorlogse tijd, de periode van het late modernisme. Maar het verschil in toon tussen de twee schrijvers is zeer treffend. Fielding is zelfverzekerd, verheven, gezaghebbend. Zijn zinnen rollen en ontspinnen zich met een alwetende en autoritaire branie. Hij voert het bevel: niet alleen over zijn eigen materiaal, maar over de hele cultuur, de kennis, het vruchtbare menselijke bestaan dat voor hem uitgespreid ligt en waaruit hij vrijelijk elementen kan pikken om er zijn verhaal mee samen te stellen.Tweehonderd jaar later heeft Louis Paul Boon, iemand uit een heel ander land, met een heel andere maatschappelijke achtergrond, maar belangrijker, iemand die in een compleet ander historisch tijdperk schreef, geen toegang meer tot de zelfzekerheid van Fielding. Zeer integendeel. Wat bij de oudere Engelse schrijver de vorm aannam van een soort geniale zelfreflectie vanuit het gezichtspunt van een opperste, dwingende garantie, is bij Boon veranderd in een radicaal, neurotisch scepticisme; een wereldbeeld waarin twee Wereldoorlogen en talloze verpletterende ontdekkingen in de wetenschap en de psychoanalyse al die vroeg achttiende-eeuwse zekerheden hebben weggevaagd. Luister maar eens naar de opvattingen over het boek, zoals die in De Kapellekensbaan worden geuit door ‘de kantieke schoolmeester’, die Boon in de hele roman inzet als een soort getormenteerde stem van de redelijkheid: ‘als ik de farde opensla, waarin de blaren van uw boek over de kapellekensbaan steken, dan komt de chaos er zó uitgekropen gelijk uit een brosselschuif, waar saai en garen en spelden worden weggestopt: de warboel er van verschrikt me, en de wanorde er van overrompelt me, en de verwarring er van maakt me zenuwachtig: het ogenblik dat ik denk iets over ondine te vernemen, over hAAr twijfel en hAAr moedeloosheid, omdat alles in haar leven maar zo-zo was… dat ogenblik komt ge te voorschijn met Uw twijfel en Uw moedeloosheid (…). Als ge wilt dat uw boek over de kapellekensbaan een werk is dat de tijd trotseren zal, dan moet er orde in komen (…) de eeuwige wetten der orde en der verstaanbaarheid moeten er in aanwezig zijn.’Ik hou van de manier waarop Boon in deze passage toont dat hij iedereen een stap voor is, en niet alleen zijn critici (wie maakt zich daar immers druk om?) maar vooral zijn lezers. In zeven woorden voorspelt hij precies waarom de meeste mensen voor de lectuur van De Kapellekensbaan zullen terugschrikken: ‘de verwarring er van maakt me zenuwachtig’. Volgens mij begrijpt hij iets wat weinig andere modernistische schrijvers begrepen – of waar ze zich zelfs maar iets van aantrokken. Hij begrijpt dat lezers zelfs halverwege de twintigste eeuw, na zoveel maatschappelijke en intellectuele onrust, nog steeds verwachten dat schrijvers hun die oude, vertrouwenwekkende zekerheden bieden. Ze lezen fictie in de verwachting te worden getroost, te worden gerustgesteld, orde te zien ontstaan uit de chaos. Maar dat zullen ze niet langer vinden: ze kunnen het niet langer vinden, zeker niet in het werk van echte schrijvers.Een lezer (de passage vervolgt) ‘is gelijk een wandelaar die van de natuur houdt… t.t.z. van de geordende natuur, met paden die door de velden heen slingeren, en aan een 4sprong de weg wijzen: -> naar vredebest. Zodat de wandelaar, die van de natuur houdt, weet dat hij niet te laat zal komen voor het middagmaal… maar hij verlangt niet naar de natuur die echt is, die een oerwoud is waarin hij zou kunnen verdwalen, en waarin verscheurende dieren rondwaren, en wandelaars-etende planten hun grijparmen gereed houden, opdat hij nooit meer zijn moederke zou kunnen zien.’ Boon weigert om de lezer in De Kapellekensbaan dit soort houvast te geven: hij zet geen pijlen bij iedere viersprong, hij legt geen paden aan die uitnodigend door de velden meanderen. En ja, zijn roman is, net als de historische realiteit die hij probeert op te roepen en te bevatten, inderdaad een jungle. Maar Boon mag dan een compromisloze schrijver zijn, hij is geen wrede schrijver: hij weet dat het niet volstaat om ons simpelweg achter te laten in de jungle, waar we ons moeten zien te verdedigen tegen roofdieren en mensetende planten. Hoe verontrustend de werkelijkheid die hij ons toont ook is, we hebben altijd dit tegenwicht: de aanwezigheid van de schrijver. We hebben Boon zelf: de schrijver die altijd binnen handbereik is en zijn eigen angsten, zijn neuroses, zijn twijfels met ons deelt op een toon die altijd treurig, maar humoristisch is en mild in zijn moed en menselijkheid. Hij biedt ons het hoogste wat een schrijver, die op dit historische moment en met die toewijding schrijft, ons kan bieden: de geruststelling van zijn aanwezigheid en van zijn stem.Vertaling: Matthijs de RidderDeze tekst werd op zondag 7 oktober uitgesproken in de KVS. Aan het slot van de lezershommage De Grote Boonmarathon reikte Jonathan Coe de Nobele Prijs van Passa Porta 2012 uit aan (zoon Jo) Boon. De Grote Boonmarathon is een initiatief van internationaal literatuurhuis Passa Porta, in coproductie met Vlaams-Nederlands Huis deBuren, Stad Aalst en Cobra.be en is hier te herbeleven als videoregistratie.

Meer Boon? Ga dan mee met Boon op de bus. Op zaterdag 24 november en zondag 2 december nemen deBuren en het L.P. Booncentrum u mee op een literaire tocht door Nederland. Nog tien plaatsen beschikbaar!