De zevenhonderd stemmen van het volk

Datum 22 november 2011

deBuren vroeg aan vijf jonge Nederlanders om verslag te doen van de G1000 die op 11/11/'11 plaatsvond in Brussel.

De G1000 is een burgertop, op initiatief van auteur David Van Reybrouk (Congo), waarbij 1000 burgers werden uitgenodigd om openhartig mee te debatteren over belangrijke thema’s zoals sociaal welzijn, het immigratiebeleid en de verdeling van welvaart.

‘Er leek een beweging te zijn.’ De dag voor de G1000 zit ik tegenover mijn vriend Pieter, een Gentse filosoof van zesentwintig. In januari dit jaar, dezelfde maand dat schrijver David Van Reybrouck op het idee van zijn G1000 kwam, was er de oproep van acteur Benoît Poelvoorde. Hij vroeg de Belgen zich niet te scheren tot er een nieuwe regering was beëdigd. Er kwam een lied, de Barbançonne, een parodie op het Belgisch volkslied, de Brabançonne: ‘O scheerbaar België, o harig land der baarden, ons kin en onze wang zijn u gewijd.’ (Tegenover: ‘O dierbaar België, O heilig land der Vaad’ren, Onze ziel en ons hart zijn u gewijd.’) Nu, bijna een jaar later – in een nog altijd regeringloos land rest een handjevol ‘democratiebaardendragers’ – is de organisatie van de beweging nog altijd minimaal en hangt Vlaanderen alweer vol posters van een gladgeschoren Poelvoorde. Pieter is een der laatste Mohikanen. Hij heeft een lange, pluizige baard waarin de mond is verdwenen. ‘Maar binnenkort kan 'ie eraf,’ zegt hij met een mengeling van hoop en ironie. ‘Volgens sommigen duurt het effectief nog maar tien dagen.’ Sinds die januari heeft er een heuse Mars op Brussel plaatsgevonden en is het aantal sit-ins en kleinschalige protestacties talrijk geweest. Waar ludieke initiatieven, die zich vaak het best laten omschrijven met het Vlaamse ‘paljassig’, hooguit lokale media-aandacht hebben gekregen, bereidt AKO-winnaar David Van Reybrouck het Belgische volk via een landelijk pers- en sociale mediaoffensief nu al maandenlang voor op de eerste serieuze poging om de politieke impasse te doorbreken. Zijn G1000-bijeenkomst van 11 november jongstleden, voorafgegaan door het G1000-manifest, is een ambitieuze gooi naar de vernieuwing van een verouderde democratie, volgens Van Reybrouck ‘een postkoets op de snelweg’, door haar meer open te stellen voor de burgers.Dit initiatief is de concretisering van Van Reybroucks bezorgdheid over het afgenomen Belgische vertrouwen in de klassieke politieke instituties, het ‘democratische deficit’. In 2009 interviewde ik hem naar aanleiding van zijn essay in boekvorm Pleidooi voor populisme. Kort gesteld beschouwt hij hierin het succesvolle populisme als het directe gevolg van de falende traditionele partijpolitiek en de daardoor ontstane grieven van het stemmende (of: niet meer stemmende) volk. De communicatie tussen regering en onderdaan is moeizaam, zo niet onbestaand; politiek is gaan draaien om verkiezingen en niet om het formuleren en uitvoeren van een helder beleid. Het resultaat: een grote groep teleurgestelden, veelal laagopgeleid, wier belangen uitsluitend worden gediend door een select groepje hoogopgeleiden met een geheel ander wereld- en levensbeeld. De ‘getatoeëerde klasse moet weer liefgehad worden’, zo zei Van Reybrouck in 2009. Het manifest van de G1000 typeert de Belgische politiek als ‘verworden tot een dictatuur van verkiezingen’. De G1000-bijeenkomst vindt plaats in een kolossale industriehal op het Tour & Taxis-terrein te Brussel. Het duurt bijna een minuut voordat een verdwaalde straatduif van de ene kant van de zaal naar de andere is gevlogen. Niemand die het opmerkt. Er worden handen geschud, er wordt koffie ingeschonken, alles op de vage melodie van een Weense wals. Er is een provisorische crèche ingericht, kinderen voetballen tegen de achterwand. In de hal: tafels van tien op maximale differentiatie (sekse, leeftijd, taal, opleidingsniveau etc.) geselecteerde Belgen, die zich buigen over drie via internet gekozen centrale thema’s (sociale zekerheid, welvaart in tijden van financiële crisis, en immigratie) en een vierde thema dat per tafel wordt gekozen. Van tevoren vinden er, om de zaal van de nodige basiskennis te voorzien, per onderwerp twee korte presentaties van experts plaats. In totaal zijn er 704 deelnemers, de jongste is achttien, de oudste vierentachtig. Iedereen kan stemmen, de stemmen worden direct geteld en vertoond op grote schermen. In april 2012 zal een nieuwe groep, de G32, in drie weekends dieper op de vandaag gekozen ideeën en voorkeuren ingaan. De G32 zal worden samengesteld uit bereidwilligen uit deze zaal en een groep die zich via spin-offs van de G1000 elders in het land (zogenaamde G-offs), of via het internet van de thuiscomputer (de G-homes) kan aanmelden. Het is een van de eerste pogingen tot een modernere, directe democratie. Niet ter vervanging van de bestaande partijpolitiek, zo zei Van Reybrouck mij nadrukkelijk, toen ik hem enkele dagen voor het evenement sprak, maar (vooralsnog) ter aanvulling. Over de afschaffing van partijpolitiek in haar algemeenheid wordt vandaag niet gesproken.Wanneer de Franstalige woordvoerder van het evenement, columnist Paul Hermant, het woord neemt, zo rond tienen in de morgen, staat hij voor een dia van de Eyjafjallajökull, de IJslandse vulkaan die enkele maanden geleden het Europese vliegverkeer lamlegde. De parallel met de Europese politiek is nadrukkelijk: het zicht is ons belemmerd en we bevinden ons in politiek noodweer. Hermant noemt het een ‘blocage politique’. De volgende metafoor is die van de zieke. Wanneer de symptomen worden opgesomd, dezelfde fenomenen die Van Reybrouck beschreef in Pleidooi, zie ik instemmend geknik. Van Reybrouck, de volgende spreker, laat ook een dia zien: een foto van zijn stamkroeg, waar in januari het eerste idee ontstond. ‘De crisis van België is een kans voor de democratie,’ besluit hij het welkomstwoord. Hierna wordt er proefgestemd. Uitslag: de Belgische vlag moet bestaan uit de kleuren rood, geel en groen.Uiteraard is deze groep, hoewel als gezegd geselecteerd op maximale differentiatie, niet representatief voor België. De woorden die vandaag het meest vallen: hoop, enthousiasme en bereidheid. Zij die zijn komen opdagen geloven in de mogelijkheden en het nut van een dergelijke bijeenkomst, en ontkomen zo aan de meest gehoorde klacht van de politici: dat het volk ongeïnteresseerd zou zijn. Het is een klacht waar zowel Van Reybrouck als medeorganisator Francesca Van Thielen zich kwaad over maakt. Van Reybrouck: ‘Politiek leeft als nooit te voren. Nog nooit in België heeft men zo vaak, en zo gepassioneerd over politiek gesproken als in de afgelopen jaren.’ Van Thielen: ‘Er is sprake van een groteske onderschatting van de burgers. “Het volk,” als men daarover spreken kan, is zeer gemotiveerd, geëngageerd, mits de informatie goed is.’ Hoe breed gedragen de steun voor de G1000 werkelijk is, is moeilijk vast te stellen. De kwaliteitskranten, De Morgen en De Standaard, hebben ruim aandacht voor Van Reybrouck. Op de boekenbeurs van Antwerpen weet iedereen wat de G1000 is, en overheersen nieuwsgierigheid en voorzichtig optimisme. Wanneer ik echter Antwerpenaars of Brusselaars op straat aanspreek over het initiatief, kijken zij me bevreemd en schouderophalend aan. Een caféhoudster dacht, toen ik vroeg naar de G1000, dat ik een snelwegafslag bedoelde. In enkele Belgische commentaren wordt gesteld dat de G1000 de remedie van de politieke crisis op de verkeerde plek zoekt, bij de bevolking en niet bij de falende politici, de politiek op deze manier injecterend met een monster van de ziekte zelf: het populisme. Of deze kritiek de burgers onderschat, of dat Van Reybrouck en Van Thielen hen juist te veel toedichten, het is een vraagstuk waarop het antwoord in de komende jaren zal moeten volgen.Dat de politiek – het blijft vandaag bij dit danig abstracte begrip – schuldig is aan het gediagnosticeerde democratische deficit, is een veronderstelling die door nagenoeg iedere aanwezige in de zaal wordt gedeeld. Er is grote teleurstelling over de politieke impasse van de afgelopen jaren, de toegenomen ondoorzichtigheid van politieke besluitvorming, en er is geen enkel geloof meer in individuele politici.Aanvankelijk lijken de deelnemers voornamelijk geïnteresseerd in het uiten van verkapte en minder verkapte kritiek op de politiek in haar algemeenheid. Bij elke tafel staat een flip-over waarop de discussie bijgehouden wordt. Bij de ene tafel lees ik vage smeekbeden: ‘besoin d'humanisme’, ‘participation de l’avenir’. Bij een andere vooral aanklachten: ‘Het is schandalig. Politici modderen wat aan, en wij betalen!’ Echter, al bij de resultaten van de eerste ronde, die over sociale zekerheid, blijken de deelnemers wel degelijk in staat zich een standpunt te vormen over ingewikkelde politieke vraagstukken. Uit zes door de groepen geopperde maatregelen moeten de deelnemers er twee selecteren. De eerste ronde: bijna veertig procent is voor de beperking van werkloosheidsuitkeringen. De tweede ronde (welvaart in tijden van financiële crisis): achtenveertig procent stemt voor de verlaging van de vennootschapsbelasting. De derde ronde: eenendertig procent stelt een verplichte integratie van immigranten voor.Opvallend is ook het feit dat geen enkele tafel het parlement probeert na te bootsen: geen verfraaiing van het woordgebruik of slecht afgekeken politieke voornaamheid. ‘Politicus’ is vandaag geen eervol ambt, het is vervangen door het smalende ‘beroepspoliticus’. Het is allemaal van een aan naïviteit grenzend optimisme, dat nergens op de dag wordt verbroken. De stem van het volk is vrolijk.Eerder had Van Reybrouck de G1000 aangeduid als een experiment. Een experiment, zo legde ik hem voor, kenmerkt zich door een heldere formulering van mislukken dan wel slagen. De eerste indicator, zegt Van Reybrouck, is dat er geen ongeregeldheden voorkomen. Dat streven wordt gerealiseerd: niemand loopt kwaad weg, of is terstond hevig gaan vloeken. Daarvoor is men te eensgezind, en te zeer doordrongen van de historische betekenis van de dag. De tweede indicator: een belangrijke bijdrage aan het debat over de mogelijke hernieuwing van de democratie. Ook daaraan is al voor het eerste woord van de dag voldaan. De derde: concrete aanbevelingen waar de politiek haar voordeel mee doet. Het probleem daarvan, en dat ziet ook Van Reybrouck in, is dat de echte test van de G1000 niet op deze dag ligt. De volgende fase in het G-tracé, de G32, moet zich competent genoeg tonen om tot daadwerkelijke adviezen en maatregelen te komen. Vandaag is nadrukkelijk een vroege fase in het democratiseringsproces, een signaal aan de politiek, of, zoals in de slotrede wordt gezegd: een ‘groot geschenk aan de democratie’.Het applaus aan het eind van de dag is overweldigend. Wanneer Van Reybrouck om acht uur in de avond – buiten is het inmiddels donker, de crèchekinderen zijn opgehaald – naar de microfoon stapt, gaat iedereen staan. Zichtbaar geroerd zucht hij diep, en noemt hij zichzelf ‘eindeloos dankbaar’. Tot hoe ver het geluid van applaus zal geraken – tot in het centrum van Brussel en de Belgische macht, tot de uithoeken van Wallonië, of niet verder dan het hek van het terrein: het zal moeten blijken. De keerzijde van deze hoop, vandaag nauwelijks uitgesproken, is het idee van een laatste kans. Abdel, een dertigjarige ambtenaar met Afrikaanse wortels, verwoordt het zo: ‘Het is een prachtig initiatief. Eindelijk luisteren we naar elkaar. Maar als het mislukt, dan stem ik nooit meer.’

De volgende morgen ben ik in Gent, met Pieter, in een soortgelijk café als dat van Van Reybroucks dia. Pieter heeft besloten zich binnenkort te gaan scheren. Gewoon thuis, op een willekeurige dag. Niemand die het interesseert. Hij buigt zich naar mij toe: ‘Weet je wat het is? Die democratische legitimiteit is helemaal niet nodig. Laat de technocraten het maar regelen. We hebben geen regering, maar het land loopt. Het volk is in politieke zin volstrekt overbodig.’ Ik vraag hem of hij de droefheid van zijn constatering inziet. Hij antwoordt, terwijl hij ouwelijk met zijn hand door zijn baard gaat: ‘Volledig. Het zijn dan ook waarheden die voor het volk goed verborgen gehouden moeten worden.’